Posts tonen met het label economie. Alle posts tonen
Posts tonen met het label economie. Alle posts tonen

zaterdag 31 oktober 2015

“Nederland krijgt veel te weinig Chinese investeringen”


“Nederland krijgt veel te weinig Chinese investeringen”

Als China stampt, trilt de wereld. Zijn de ontwikkelingen in dit grote land iets om te vrezen of om te omarmen? Drie ‘Chinakenners’ bogen zich over het fenomeen in de Nieuwe Bibliotheek in Almere Stad tijdens het Kenniscafé op 22 oktober: Henk Vaandrager, lector China Economics, Brechtje Spreeuwers, sinologe en stedenbouwkundige MLA+ Rotterdam en Frank Pieke,
hoogleraar Moderne China Studies aan de Universiteit Leiden.

“Elke keer als ik over China praat, moet ik eerst de vooroordelen en angsten wegnemen. Waarom zijn we zo bang voor China en zien we het als één organisme dat ons bedreigt?”, vraagt Pieke zich af. Volgens hem is dat omdat China voor ons gevoel heel ver weg ligt en alles er ‘anders’ is. In de 17de en 18de eeuw was het een ‘eeuwige beschaving’, getuige de luxe kwaliteitsgoederen (zijde, keramiek, meubels) met een exotisch tintje. In de 19de eeuw zagen we het als een arm land, dat gered kon worden door het christelijke Westen. In de 20ste eeuw werd het het ‘gele gevaar’ waartegen we ons moesten wapenen. “En nu vinden we China zowel een bedreiging als een sterk land dat je wel moet bewonderen om zijn snelle ontwikkeling.”

Volgens Vaandrager biedt China een heel duaal beeld: “Het laat een enorme economische groei zien, maar ze zijn nog een opkomende markt op de aandelenbeurs.” De grote aandelen gaan vooral via de beurs van Hongkong; de deelnemende bedrijven zijn bekend. In Shanghai en Shenzhen gaat het meer om lokale handel en zijn de bedrijven minder transparant. “Chinezen kopen wel buitenlandse bedrijven, maar dat zijn er maar een paar. Hun economische groeitempo heeft veel meer impact op onze economie dan hun aankopen.”

Investeringen

Pieke vult aan: “Er is niet één grote strategie van China om de wereld over te nemen. Ik denk juist dat we in Nederland veel te weinig Chinese investeringen krijgen. Chinezen kopen liever een Duits of een Amerikaans bedrijf. Hun investeringen in grondstofproducerende landen zijn nog veel hoger.” Spreeuwers kan dat bevestigen: zij deed onderzoek naar Chinese invloeden op Afrikaanse steden. “China investeert heel veel in Afrika. Zo is er een ‘Beijing Road’ in Nairobi. Ze bouwen ook appartementen met kleine kamers, terwijl Afrikanen grote kamers gewend zijn. Toch wonen ze graag in de nieuwe huizen, omdat dat voelt als vooruitgang.”

China is heel erg belangrijk voor onze economie, maar wij zijn niet belangrijk voor die van hen. Vaandrager: “Voor China is Nederland een Duitse provincie. Duitsland exporteert veel naar China: er hangen 50.000 arbeidsplaatsen aan vast.” Nederland importeert vooral veel uit China, van telefoons en spijkerbroeken tot speelgoed. “Alles is heel hiërarchisch geregeld en persoonlijke relaties zijn belangrijk”, weet Spreeuwers. Zo vond president Xi JinPing dat er teveel ‘crazy architecture’ gebouwd werd in China, met name door buitenlandse ontwerpers. Daarom huren stedenbouwers nu zowel Westerse als Chinese architecten in. De Westerse voor de kwaliteit en de Chinese voor de regelgeving en contacten.

De onstuimige economische groei mag dan afnemen, toch gaat het nog om ruim 5% groei. Daarmee volgt China in de voetsporen van Japan en Zuid-Korea. “China is nu op tweederde van dat pad”, zegt Vaandrager. “Als het zich zo blijft ontwikkelen, wordt het de grootste economie ter wereld.” Hij zet wel vraagtekens bij het precieze percentage groei: “6,9% wordt gepubliceerd door de Chinese overheid, want ze willen geen sociale onrust. In de markt zijn er echter niet veel mensen die dat geloven.”

Infrastructuur
Zijn ze desondanks een geduchte concurrent van Europa? Vaandrager: “Chinezen zijn goed in het maken van dingen, maar ik vraag me af of je in een samenleving die zo strak georganiseerd wordt innovatief kunt zijn.” China heeft wel het voordeel dat ze enorme sprongen kan maken met mobiele technologie; ze is niet gebonden aan een oude, vaste infrastructuur. Spreeuwers kent daarover een Chinees mopje: “Waarom lezen al die mensen in Europa boeken in de metro? Omdat ze geen wifi kunnen betalen in de tunnels.”

China probeert minder afhankelijk te zijn van export en overheidsinvesteringen. De overheid heeft nu al haar hoop gevestigd op de Chinese consument. De keerzijde is stijgende lonen; negatief voor de export. Vaandrager: “Je verdient nu nog wel iets aan arbeidskosten, maar daar komen de transportkosten bovenop.” Ook de huizenprijzen in de grote steden stijgen, waardoor werknemers wel meer móeten verdienen. “De goede mensen zijn heel duur en we hebben moeite goede mensen te vinden”, beaamt Spreeuwers.

De ‘harde’ kant van de stad is geregeld: de overheid zorgt voor alle benodigde infrastructuur, van riolering tot woningen en wegen. De grote steden groeien snel en hebben miljoenen inwoners. Spreeuwers: “Dat levert niet automatisch de beste kwaliteit op voor de leefomgeving.” Er is veel luchtvervuiling en leegstand. “Veel mensen zien het kopen van een huis als een investering. Maar ze gaan er zelf niet in wonen.” China heeft geen pensioenstelsel; hooguit een paar verzekeringsmaatschappijen die pensioenpakketten aanbieden. “Steeds meer Chinezen willen wat wij ook willen: groene parken, veilige oversteekplaatsen, hofjes, speeltuinen en mooie gevels.”

Medezeggenschap

Gaan ze daarvoor de straat op? Pieke: “Wij vinden dat een kapitalistische economie niet zonder liberale politiek kan; de rijke middenklasse wil alleen belasting betalen als ze ook medezeggenschap krijgt. Maar in China hoeft dat niet samen te gaan. Het is geen liberale meerpartijendemocratie. De middenklasse, maar ook de nieuwe rijken willen een goed, verantwoord bestuur, dat een efficiënte infrastructuur kan leveren. China is niet corrupter dan veel Westerse landen; belangen van bedrijven en arme mensen worden wel degelijk gediend, maar niet op onze democratische wijze.”

De Communistische Partij is dan ook geen politieke partij zoals wij die kennen: het bestaat uit 85 miljoen leden en elk jaar melden zich 20 miljoen mensen aan. De verenigingen, belangenorganisaties en pressiegroepen die er zijn, houden zich vaak niet met beleidsvorming bezig, maar willen specifieke sectorale belangen dienen. Zoals behoud van landbouwgrond. Pieke: “De Communistische Partij heeft nu zelf een ‘consultatieve democratie’ ingesteld om feedback te krijgen. Je hebt een nationaal volkscongres, de wetgevende macht die indirect gekozen is. Haar wetten worden door het parlement bekrachtigd. Een geleide democratie dus. De Communistische Partij zegt allang niet meer dat ongelijkheid slecht is. Ze noemt het een ‘socialistische markteconomie’, geen kapitalisme.”

Er zijn negen partijen in China: de Communistische Partij en acht democratische partijen, die verenigd zijn in één organisatie: het Verenigd Front, geleid door de Communistische Partij. “Dus politiek-bestuurlijk kun je niets bereiken zonder de Communistische Partij. Als je wat groter wordt als ondernemer kun je niet om de politieke bescherming van die partij heen”, zegt Pieke. Over de invloed van het bezoek van de koning kan hij kort zijn: “Het maakt geen bal uit wat je zegt over mensenrechten, omdat het geen enkel verschil maakt voor hoe China ermee omgaat. Het is meer voor ons dan voor de mensen waar we over praten. We moeten aanvaarden dat in andere landen andere manieren zijn om een land te besturen.”

Stabiliteit

Toch vindt Pieke dit “een van de meest efficiënte en flexibele bestuurssystemen die ik ken”. “Ze hoeven zich niet waar te maken als politicus, want ze hoeven niet verkozen te worden. Dat kan ook betekenen dat er autoritair en hardhandig wordt opgetreden. Er lijkt de laatste jaren steeds meer een obsessie te bestaan voor de handhaving van de sociale stabiliteit, die bedreigd wordt door opstandige Oeigoeren, corrupte ambtenaren en stakende boeren. Hoe strenger ze zijn, hoe meer bedreigingen van de stabiliteit.” Internationaal is handel de stabiliserende factor, waarbij bevriende landen door China zo nu en dan beloond worden met leasepanda’s om de band te verstevigen. Vaandrager: “Het maakt de wereld veiliger dat Amerika een grote afzetmarkt is van China; ze zijn totaal van elkaar afhankelijk.”

Bernadet Timmer

woensdag 29 april 2015

De staat van de stad


De wereldpopulatie groeit naar 9,3 miljard mensen in 2050, volgens onderzoekers. Nu leeft 50% in de steden, straks is dat 70 tot 80%. “We hebben 230 megasteden met meer dan een miljoen inwoners. De complexiteit neemt toe, ook economisch, ecologisch en sociaal. Als dat nu al zo’n impact heeft door het overschrijden van biofysische grenzen als klimaat, CO2, stress, verzuring, voedsel, water en energie, dan rijst de vraag: hoe gaan we dat straks aanpakken?”

Arie Voorburg is een van de sprekers tijdens het Kenniscafé in de nieuwe bibliotheek in Almere op 24 april. Thema: De Stad. Als senior adviseur bij ingenieursbureau Arcadis kijkt hij hoe steden zich ontwikkelen om ze naar de volgende eeuw te kunnen leiden. De stad vindt hij een fascinerend systeem: “Ecologie, dynamiek, historie, het werkt allemaal samen. Hoe verhoudt zo’n artificieel systeem zich tot het natuurlijke systeem waar het zich in bevindt?”

Geopolitieke spanningen
De voedselproductie in 2050 moet bijna 70% stijgen om iedereen te kunnen voeden. En dan moet dat voedsel nog naar de stad. Volgens Voorburg zijn we nu al “één graanoogst van een humanitaire ramp verwijderd”. De urbanisatie, grondstofproblematiek en sociaaleconomische dynamiek leveren grote geopolitieke spanningen op: “Het onderscheid tussen degenen die in armoede leven en degenen die het wel redden wordt steeds groter. De technologisering van de maatschappij veroorzaakt het verdwijnen van de middenklasse en de sociaaleconomische explosiviteit tussen groepen begint schrijnend te worden. De steden zijn er niet klaar voor om dit op te vangen. Ze zijn zich nog niet bewust van de exponentiële groei van de problemen.”

Herstructurering stedenbouw

Een oplossing is de integratie van nano (zeer kleine deeltjes), info (data), bio (natuur) en cogno (kennis). Dat biedt kansen voor transities op verschillende terreinen, zoals stedenbouw, economie, opleidingen en technologie. Voor de volgens Voorburg broodnodige vernieuwing van stedenbouwkundige architectuur kijkt hij naar biomimicry: “Kijk hoe ecologische systemen zich aanpassen, zoals de temperatuurregeling in termietenheuvels. Bouw casco’s die snel aanpasbaar zijn. Dat is geen proces van vandaag op morgen, maar van herstructurering.”

Economische renaissance

We hebben ook een economische renaissance nodig: “We hebben nu een lineaire economie; we verbruiken steeds meer grondstoffen. We moeten naar een circulaire economie, met ketenrelaties en upcycling van materialen, cleantech, biobrandstoffen. Nederlandse steden concurreren elkaar kapot, maar ze kunnen zich beter profileren met een niche: airport, brainport, seaport, energie, innovatie, etc.” Daar hoort ook de transitie van talent voor innovatie bij. Voorburg: “We hebben 19de-eeuws onderwijs in een 20ste-eeuwse economie in een 21ste-eeuwse samenleving. Zodra kinderen de basisschool verlaten, zijn ze veel minder creatief. Dat moet anders. We moeten schakelen, creativiteit stimuleren.”

Intelligente systemen

De technologische ontwikkelingen gaan ontzettend snel. “We zitten al in de vierde industriële revolutie. We zijn bezig met metabolische materialen; die zijn zelfherstellend en zelfreinigend en hebben het vermogen zichzelf te veranderen. Intelligente systemen voegen kennis toe; smart technology in woningen leren je gedrag kennen; het systeem weet hoe laat je opstaat, naar je werk gaat, etc. Lifelikesystemen kunnen zelf hun functies regelen.”
Het grootste probleem is volgens Voorburg institutioneel; organisaties die niet met elkaar communiceren. “We moeten beseffen dat de veranderingen sneller gaan dan we denken en een sprong maken. Studenten beter opleiden, af van de oude ego’s die nu de scepter zwaaien. Er is geld genoeg, maar we moeten het op slimmere manieren ontsluiten. Als mensen bij voorbaat al uitgesloten zijn van die hogere economie, zijn ze verloren. We moeten denken in preventie, investeringen en maatschappelijk rendement. Dat levert miljoenen op.”

De stad als natuurgebied

Jelle Reumer houdt zich bezig met stadsecologie. Hij is directeur van het Natuurhistorisch museum in Rotterdam, bijzonder hoogleraar Vertebratenpaleontologie (fossiele gewervelde dieren en hun ontwikkeling) en auteur van ‘Wildpark Rotterdam’. “Wij hebben de stad als natuurgebied ontdekt. Als paleontoloog zie ik de stad als een ecosysteem waarin bepaalde soorten kunnen leven. Wat doet de natuur en hoe reageren soorten? Verdringt de stad de natuur of is de stad de natuur? Halsbandparkieten en nijlganzen hebben de kieviten en de kuifleeuweriken verdrongen. Almere heeft de zee verdrongen. Wat is meer waard?”

Evenwicht en interactie

Ook in de stad geldt: ‘survival of the fittest’. “We betreuren het dat bepaalde dieren uitsterven. Is dat nostalgie? Betreuren we ook dat dinosaurussen zijn uitgestorven? Of de mammoeten? De dieren die er zijn, zijn optimaal aangepast aan hun omgeving. Ongeveer 10% van de soorten die door de mens worden geïntroduceerd, kan zich blijvend vestigen. 10% daarvan groeit uit tot een plaag, zoals de muskusrat. Dat lost zich vanzelf weer op in een nieuw ecologisch evenwicht. Je kunt dat versnellen door het vergroenen van de stad, met groene daken, gevels en stadsparken. Dat bevordert de interactie tussen stad, mens en natuur.”

Volgens Reumer hebben we de afname van biodiversiteit al vijf keer meegemaakt in de geologische geschiedenis, waarbij soms tot wel 90% van de soorten uitstierf. “Dat geeft weer andere soorten de kans om zich te ontwikkelen. Op dit moment zitten we in een zesde megadestructie. Het is een natuurlijk fenomeen, maar nu veroorzaakt door een explosieve groei van het aantal mensen op aarde.”

Het nieuwe pionieren

Thijs van der Steeg en Danny Louwerse werken bij de gemeente Almere aan ‘De staat van de stad’. Zij onderzoeken hoe het gaat met mensen, duurzaamheid, woningvoorraden, werkgelegenheid, veiligheid en bereikbaarheid. Dat deden ze met koude statistiek en warme verhalen uit de stad; stadsgesprekken met 120 inwoners en ondernemers in Almere. Een opvallend kenmerk van de stad is de ruimte, zowel fysiek als mentaal. “De tweede generatie Almeerders leeft en denkt anders dan de eerste. Dit is het nieuwe pionieren.”

Netwerklozen

Een ander kenmerk is sociale armoede, de potentieel netwerklozen; als er iets misgaat, hebben ze geen sociaal vangnet. “Dat is een kwetsbaar punt. Het rijk kijkt steeds meer naar de lokale overheid, de kracht van de stad. Doen we daar niet een te groot beroep op? We verwachten dat mensen zelf de regie pakken, voor zichzelf zorgen. Almere maakt deel uit van Metropoolregio Amsterdam, maar de mensen voelen zich veel meer thuis in Midden-Nederland. Ik vind het belangrijk dat we ons bewust zijn van de sociaaleconomische problemen. In onze denkagenda is dat benoemd. Waar moeten we mee aan de gang, zodat dit een fantastische stad blijft?”

Focusgebieden
Inmiddels is er overeenstemming over de ‘focusgebieden’; wijken en buurten waar extra aandacht voor is vanwege diverse sociaaleconomische problemen. “Dat gaan we voortzetten, samen met de woningcorporaties en welzijn. Woonoverlast is ook zo’n item. In het nieuwe Veiligheidsprogramma is dit speciaal opgenomen. Daar zetten we de komend jaren op in.” De focusgebieden zijn niet allemaal hetzelfde. Die vragen om een gedifferentieerde aanpak. Maatwerk. Dat is nu geagendeerd en onderwerp van gesprek in raad en college.

Zelf doen

“Mensen hebben wel de behoefte om meer dingen zelf te doen, met de overheid nog een beetje voor de regie. We zijn als overheid gericht op die 25% van de mensen waar het wat minder mee gaat, maar hoe breng je die 75% van de mensen waar het wel goed mee gaat met hen in verbinding? Scan de agenda’s van de mensen, bouw aan nieuwe netwerken. We zijn bezig met verbinden. Organisaties zijn niet gewend om met elkaar samen te werken. Ze zijn nog bezig met verticaal afrekenen in plaats van horizontaal samenwerken.”

“We hebben altijd het idee van schaalvergroting, aanbesteding. Maar wat betekent het als het onderhoud van het groen in de hele stad overdragen aan de inwoners?” Ze experimenteren nu al met die ontschotting op kleine schaal. Zo hebben ze het budget dat ze nu besteden aan groenonderhoud in de Hoekwierde (Almere Haven) overgedragen aan die wijk. “De bewoners doen het beter dan de gemeente. Het gebied ziet er spik en span uit.”

Bernadet Timmer

woensdag 2 juli 2014

WakaWaka: zon versus kerosine


WakaWaka: zon versus kerosine

WakaWaka is Swahili voor ‘schitterend licht’. Het is de favoriete uitspraak van Fozzie Bear uit The Muppets, de titel van een song van Shakira én de merknaam voor een lamp op zonne-energie. De directeur van de gelijknamige stichting is Cas van Kleef. Hij probeert daarmee de ‘energie-armoede’ te bestrijden; armoede die ontstaat door gebrek aan energie.

“Heel veel mensen rond de Evenaar zijn afhankelijk van kaarsen en kerosinelampen. Die geven slecht licht, waardoor ze ’s avonds nauwelijks productieve uren hebben. Er komen ook vieze dampen vanaf en ze zijn slecht voor het milieu.” Om over brandgevaar door omvallende lampen maar niet te spreken. Bovendien moeten velen ’s avonds naar buiten in het pikkedonker, bijvoorbeeld om hun behoefte te doen. Daarbij lopen ze het gevaar op slangen of schorpioenen te stappen. Meisjes en vrouwen lopen het risico op seksueel geweld. Daarnaast kost kerosine ook nog eens gemiddeld 20% van het inkomen.

Van Kleef zocht naar een manier om ze te helpen over te stappen van kerosine naar duurzame verlichting. “Mensen moeten wel investeren in die verlichting. En ze moeten het gemakkelijk overal kunnen gebruiken.” Mede dankzij de verbeterde techniek voor zonnecellen is de lichtopbrengst groter en de lamp goedkoper te maken. Je kunt er nu ook je mobiele telefoon mee opladen; een veelgebruikt artikel, ook in landen rond de Evenaar. “Als je producten maakt die voor ons goed genoeg zijn, zijn ze ook populair in die landen.”

Crowdfunden
Omdat de lamp snel en voldoende energie voor circa 80 uur LED-licht en een telefoonoplader moet opwekken, is hij efficiënt, maar ook duurder. Voor het eenvoudigste model, zonder telefoonoplader, betaal je 28 euro. Met oplader kost hij rond de 60 euro. Van Kleef: “We wilden echter geen concessies doen aan de kwaliteit.” Voor de start van hun bedrijf, ruim twee jaar geleden, gingen ze crowdfunden op internet; ze vroegen mensen in rijke landen meer te investeren in hun vinding, zodat ze mensen in arme landen minder hoefden te vragen, onder het motto ‘Share the sun, share your energy’. “We hadden 50.000 euro nodig om te kunnen beginnen. Uiteindelijk hebben we een miljoen euro opgehaald.”

Impact
Hun winst investeren ze weer in hun producten; externe aandeelhouders hebben ze niet. Ze maken gebruik van businessmodellen, zodat ze niet afhankelijk hoeven te zijn van donaties, zoals veel andere stichtingen. Van Kleef: “Je kunt goed doen en geld verdienen combineren.”
WakaWaka heeft een micronfinancieringsproject, waarmee ze de lampen verkopen tegen leningen. Vrouwen die met die microkredieten bedrijfjes hebben opgezet, verkopen de lampen door. “Dat heeft veel meer impact, omdat mensen er daardoor meer waarde aan toekennen en er veel zuiniger mee omspringen dan wanneer ze ze gratis zouden krijgen.” Van ondernemers die hen steunen krijgen ze veel (advertentie)ruimte. Zo raken ook anderen enthousiast.


Stroomstoring
Na een succesvolle actie voor Haïti kregen ze een grote bestelling van de International Rescue Committee. Want na medicijnen, drinken en eten blijkt energie en licht het meest gevraagde item door vluchtelingen. Nu gaan de WakaWaka’s onder meer naar Syrië. Opvallend genoeg is er ook grote vraag naar in Amerika, zodat ze ook bij stroomstoringen altijd licht hebben en energie om hun telefoon op te laden.
Zelf heb ik er nog geen een, al schijnen wel mijn tuinlampen op zonne-energie. Wellicht een leuk idee voor een kerstcadeau. Ik heb al eens een geitje gekocht voor een goed doel, maar die heb ik zelf nooit gezien. Bij dat project kwam mijn geld overigens in één grote pot, waaruit ook andere dingen betaald werden. Intussen hoor ik van steeds meer vrienden en collega’s dat zij een WakaWaka hebben; voor op de camping.


Bernadet Timmer