“In Almere heb je wel veel parken, maar niet veel
belevingsgroen in de wijken. Veel mensen stappen in de auto en rijden er langs
op weg naar werk, school of familie. We weten nog niet precies hoe de beste
verdeling moet zijn. We denken dat een combinatie van belevingsgroen in de
wijken en uitnodigende parken in de omgeving het beste is, waarbij ook
activiteiten georganiseerd worden.”
Dinand Ekkel is lector Groene en vitale stad aan de CAH. Tijdens zijn opleiding als toegepast etholoog aan de Universiteit van Wageningen onderzocht hij hoe je het gedrag van dieren in gevangenschap kunt interpreteren. “Hoe groter het verschil tussen hoe we dieren houden en zijn oorspronkelijke biotoop, hoe groter de (gedrags)problemen van het dier.” Die kennis past hij nu toe op de ‘intensieve menshouderij’ in de steden.
De verwachting is dat 80% van de bevolking in grote stedelijke gebieden zal wonen in 2050. Ekkel wil weten hoe het gedrag van mensen in zo’n omgeving zal zijn en hoe we gedragsproblemen (preventief) kunnen aanpakken. Tijdens de Studium Generale van de Nieuwe Bibliotheek op 29 oktober (georganiseerd door Windesheim Flevoland, CAH Vilentum Almere en de nieuwe bibliotheek) spraken hij en industrieel tuinontwerper Anke Wijnja van Bureau Fonkel over groen en gezondheid. Beiden werken aan een natuurlijke omgeving waarin de (stads)mens kan floreren.
Herstellend vermogen
Een aantal problemen is terug te voeren op onze biologie, aldus Ekkel. In de Westerse wereld wordt de gezondheid er niet beter op door roken, vet eten en weinig bewegen. “De levensduur stijgt, maar we krijgen eerder chronische ziektes door onze levensstijl. Ons gewicht neemt toe, waardoor we meer risico lopen op diabetes en hart- en vaatziekten.”
In 1984 bestudeerde Robert Ulrich de relatie tussen de groene leefomgeving,
gezondheid en ons herstellend vermogen. Mensen die in het ziekenhuis lagen en
uitzicht hadden op een groene omgeving herstelden sneller en hadden minder pijn
en minder medicijnen nodig. Ulrich verklaarde dat effect met ‘biofilie’: mensen
houden van een groene omgeving. Dat zou zowel evolutionair (de savanne als
natuurlijke habitat) als mentaal bepaald zijn: groen eist geen aandacht of
zelfdiscipline op, daarom kun je herstellen van vermoeidheid en stress.
Is groen in de stad dus gezond? Zowel Jolanda Maas uit Rotterdam, Kuo uit Chicago als Takano uit Tokio bogen zich over die vraag. Maas deed een ‘vitamine G’-studie en zag een sterke relatie tussen de (grote) mate van astma/COPD, depressie en diabetes en de (kleine) hoeveelheid groen in en om de leefomgeving van de doelgroep. Van den Berg en anderen onderzochten de effecten van spelen in het groen; dat nodigt veel meer uit tot creativiteit dan speeltoestellen.
Uitnodigend groen
Hoe kan het dan dat Almere de groenste stad van Nederland is, terwijl de inwoners gemiddeld minder gezond zijn dan in vergelijkbare steden? Almeerders zijn niet positief over hun gezondheid, noch over het groen in hun omgeving. Ze voelen zich vaak eenzaam en zijn minder fit dan de gemiddelde Nederlander. Dat blijkt uit onderzoek van het Kenniscentrum Groene en Vitale Stad. Bovendien heeft Almere de meeste kinderen met (ernstig) overgewicht. Volgens Ekkel is het is wel een groene stad, maar is het geen uitnodigend groen. “Voldoende groen lost het probleem van eenzaamheid of obesitas niet op. Het gaat om de combinatie van groen en activiteiten. Nodigt het groen uit om er activiteiten te organiseren of er aan deel te nemen? Daar waar de gemeente de gezondheid van mensen wil bevorderen, gaat het in negen van de tien gevallen om projectmatige, georganiseerde sportactiviteiten. Het gaat mij om mensen uitnodigen om zelf activiteiten in het groen te ontplooien.”
Dat is waar Anke Wijnja van Bureau Fonkel aan werkt. Zij ontwerpt speelplekken voor kinderen en ontmoetingsplekken voor ouderen. Na haar studie Industrieel ontwerpen aan de TU Delft leerde ze ontwerpen voor mensen. “Het belangrijkste is dat je welkom bent. Dat kun je deels doen door inrichting. Bijvoorbeeld door bankjes te plaatsen op de route.”
In de jaren ’90 kwam slechts 10% van de mensen met dementie in een zorginstelling buiten; een half uur per jaar. In Amerika en Engeland werd toen geëxperimenteerd met ‘healing gardens’. Vanaf 2001 past Wijnja de ideeën in Nederland toe. Ze keek naar de ergonomie van ouderen (slechter zicht, moeilijker ter been) en omgevingspsychologie; wat hebben ze precies, wat weten en kunnen ze nog? “Ook mensen met dementie kunnen vaak meer dan we denken.”
Zintuigelijke prikkels
Hoe ziet een ‘dementievriendelijke tuin’ eruit? “Het moeten tuinen zijn waar mensen zelfstandig in mogen, zodat er geen verzorgers nodig zijn voor de begeleiding.” In plaats van het gebruikelijke grasveld met (slecht begaanbaar) pad ontwerpt ze tuinen met bloemen en bankjes, klein en beschermd. Hier kunnen de ouderen wandelen, zitten, voelen, ruiken en plukken. “Mijn uitgangspunt is dat de tuin hun belangrijkste contact is met de buitenwereld. Ze kunnen lekker in de tuin verblijven op een groot terras of op individuele, rustige plekken. Er zijn veel zintuigelijke prikkels: elk seizoen is er iets anders te horen, voelen, ruiken en proeven.” Naast planten zijn er ook dieren, zoals vlinders en vogels. En herkenbare elementen zoals oude boerengereedschappen, een bietenmachine of melkbussen.
Ook paden zijn heel belangrijk. “Een ommetje lopen, bewegen, helpt dementie te remmen.” Wijnja ontwierp een struinroute, waterelementen en een doe-tuin; een tuinwerkplek met verhoogde bakken waar ze onder begeleiding planten zaaien, verzorgen en oogsten, met bessenstruiken, groente, fruitboompjes en kruiden. De nieuwste ontwikkeling is een bewegingstuin, met speeltoestellen voor ouderen. “Het nadeel is dat de meeste toestellen alleen onder begeleiding gebruikt kunnen worden.”
Sociale beweging
Het sociale is een heel belangrijk element van een tuin. Bewegingselementen kunnen helpen. Zo kun je in groepen of met kinderen samen bewegen en spelen. “Mensen gaan sneller op bezoek als er zo’n buitenruimte is. Dit kan ook met scholen en buurtbewoners. De hoeveelheid actie is onder meer afhankelijk van de begeleiding, het weer, de bezoekers en (georganiseerde) activiteiten in de tuin.” Overigens kun je binnen vergelijkbare effecten bereiken met een aquarium of een serre, als je vanwege kou, wind of regen niet naar buiten kunt.
Moeten we het leven buiten de stad stimuleren om mensen het groen in te krijgen? Ekkel: “Ik denk dat het een onbegonnen missie is om de trek naar de stad tegen te gaan. Want het idee is ‘in de stad, daar gebeurt het’. In de steden moet het wel makkelijk(er) zijn om snel in contact te komen met groen, al dan niet gecombineerd met activiteiten. Almeerders hebben (nog) geen plekken in Almere waar ze van nature samen heengaan om te recreëren. In Almere was het groen er eerder dan de stad en de meeste inwoners zijn nog niet geworteld.”
Je kunt mensen wel stimuleren meer naar buiten te gaan. Anke: “Zorg voor gebieden met een plezierige kleinschaligheid, met een menselijke maat. Het is een verschil of je alleen maar kijkgroen hebt of dat je er echt ín kunt zijn. Er werd altijd veel gewerkt met een beperkt plantenbestand, waardoor alle wijken er uniform uitzien. Als je wilt zorgen voor eigenheid en herkenbaarheid van een wijk of buurt, kun je daar beter mee differentiëren. Dat draagt ook bij aan de sociale cohesie en stimuleert mensen er zelf mee aan de slag te gaan.”
Bernadet Timmer
Geen opmerkingen:
Een reactie posten