Posts tonen met het label gedrag. Alle posts tonen
Posts tonen met het label gedrag. Alle posts tonen

vrijdag 8 februari 2019

Zo word je een topadviseur



Hij leunt af en toe even op de tafel op het podium, loopt heen en weer om zijn waterglas te vullen, maakt af en toe een klein sprongetje op de plaats en zet om het kwartier een dansfilmpje van 15 seconden op om het publiek in beweging te krijgen. Zijn masterclass zit boordevol tips uit theorie en praktijk. Wat doen effectieve adviseurs? En wat houdt je tegen om er zelf een te worden?

Dr. Ben Tiggelaar studeert al ruim dertig jaar op leiderschap en verandering. Hij studeerde communicatiewetenschap aan de UvA en promoveerde in economische wetenschap en bedrijfskunde aan de VU. Nu geeft hij onder meer les aan de IE Businessschool in Madrid, schrijft boeken en een wekelijkse column in de NRC en verzorgt seminars. Op 6 februari gaf hij een masterclass ‘Zo word je een topadviseur’ in congrescentrum Gooiland in Hilversum voor Logeion, de Nederlandse beroepsorganisatie voor communicatieprofessionals.

Ga van fixed naar growth
Hij kan putten uit rijke bronnen van informatie als het gaat om gedrag en beïnvloeding, de kern van advisering. “Als je nieuw binnenkomt, wil je jezelf bewijzen, laten zien dat je goed genoeg bent. Maar door die lat zo hoog te leggen, dwarsboom je je eigen leerproces. Je wilt van een ‘fixed mindset’ (Carol Dweck) - de overtuiging dat mensen niet wezenlijk kunnen veranderen, dat je nu eenmaal iets kunt of niet kunt - naar een ‘growth mindset’: de overtuiging dat je kunt veranderen. Dat het leven draait om proberen, inspanning en leren.”

Doe een paar goede dingen altijd
En toch… waarom lukt het dan niet, eenmaal terug op je werkplek? “Het gaat heel vaak om eenvoudige zaken die je meteen kunt toepassen, een paar goede dingen altijd doen. Want wat je altijd doet, is wie je wordt.” (Stephen Covey) Zoals: écht luisteren, empathie tonen, een gemeenschappelijke agenda opstellen, iets persoonlijks delen, goede ideeën weggeven, snel reageren (op mail en telefoontjes) en ontspannen voor een vergadering. “Het kan mensen niet schelen wat je weet, als ze maar weten dat zij jou wat kunnen schelen.” (David Maister)

Geef op jouw moment
In relaties draait het in hoge mate om wederkerigheid (Adam Grant/Robert Cialdini). “Als je altijd iets doet voor een ander, gaan anderen jou ook iets gunnen. Nemers zijn vooral bezig met zichzelf, gevers hoeven niets terug voor wat ze doen en matchers willen voor wat hoort wat. Let op wie je helpt, hoe je helpt en wanneer je helpt. Pas als er een persoonlijke relatie is, kun je echt advies kwijt. Dat zit hem in het geven (van kennis) zonder dat je er iets voor terug wilt, en de ontvanger dat ook echt gelooft. Succesvolle adviseurs geven niet alles, maar op die terreinen waar ze goed in zijn en waar ze plezier in hebben. En ze laten zich niet onderbreken, maar plannen de momenten waarop ze dat doen.”

Stel slimme vragen
Dat doen topadviseurs ook met opdrachtgevers die denken dat ze alles beter weten. “Er zit een hiërarchisch aspect in iedere vorm van helpen. Creëer van tevoren de ruimte voor de ander om zich te laten helpen. Dat kan alleen maar als je hem of haar de kans hebt gegeven jou te helpen. Bijvoorbeeld door eerst een vraag te stellen. Bedwing de neiging om meteen je ideeën te spuwen. Oefen desnoods met het stellen van slimme vragen.”

Weet wat ons beïnvloedt
“Het draait uiteindelijk niet om strategie, structuur, cultuur of systemen. De kern van de zaak is altijd het veranderen van het gedrag van mensen.” (John Kotter) Wanneer wordt je zichtbaar een betere adviseur? Dat is moeilijk, want: we doen 93% op de automatische piloot (Daniel Kahneman), we laten ons gedrag enorm beïnvloeden door prikkels in de directe omgeving (Richard Thaler) en we hebben verlies-aversie (Roy Baumeister). “Dingen die negatief zijn, zijn krachtiger prikkels dan positieve dingen. Mensen willen hun status, zekerheid, autonomie, het gevoel van erbij horen en eerlijkheid niet verliezen.” (David Rock)

Begin met concreet gedrag
“Als je iets wilt veranderen, zal je allereerst het gedrag dat je wilt zien duidelijk moeten definiëren.” (Icek Ajzen) “Gedrag is alles wat je kunt ‘voordoen’ en ‘nadoen’. Dust stel jezelf de vraag: met welk eenvoudig, concreet gedrag ga jij beginnen?” Vaak is een verandering heel erg op motivatie gericht, maar als je iets vraagt aan mensen wat ze niet kunnen (capaciteit), of als de omgeving niet verandert, dan werkt het niet (Susan Michie).

Wees consistent
“De manier waarop je je ondersteuning organiseert en je gedrag aanpast, beïnvloedt je kans op succes. Succesvolle ondernemers stellen hun plannen onderweg (drastisch) bij. Kies, als het even kan, geen prestatiedoel, maar een ontwikkeldoel. Dat maakt feedback ook leuker.”
Dat betekent niet dat je niet betrouwbaar bent. “Als minderheid kun je een meerderheid alleen maar overtuigen door consistent te zijn in de tijd en binnen je minderheidsgroep (Serge Moscovici). Je moet ook communicatiebeleid op je eigen communicatieafdeling hebben.”

Slaap er een nachtje over
Gevraagd naar zijn eigen leermomenten erkent Tiggelaar na enig nadenken dat hij drie of vier keer in zijn leven ‘tienduizenden euro’s’ is kwijtgeraakt door zijn enthousiasme vanwege een goed (verkoop)verhaal. Met licht overslaande stem: “Waar moet ik tekenen!”. Om niet opnieuw in die valkuil te lopen, heeft hij met zijn gezin afgesproken dat hij er altijd eerst een nachtje over gaat slapen.
Hoe zit het dan met intuïtie? “Als je iets heel graag wilt, komt het vaak vanuit emotie. Test je motivatie: wil je dit morgen of over een week ook nog? Intuïtie wordt pas echt de moeite waard als er ervaring achter zit.”

Zet ondersteuning in
Je kunt de omgeving veranderen met ondersteuning. “Herinner jezelf aan je doel. Hang het in het zicht, vraag een collega je te coachen, gebruik een app: houd bij of je het hebt gedaan. Wissel regelmatig van techniek om te voorkomen dat je het niet meer doet. Welke elementen in je directe omgeven kun je inzetten om het gedrag zo makkelijk mogelijk te maken? Zorg voor veel support, niet te veel gedragsveranderingen en een paar doelen. Plan van doel naar support en probeer van support naar doel. Soms is alles wat je nodig hebt acht seconden krankzinnige moed.” (vrij naar een quote uit de film ‘Honey, We Bought a Zoo’)

Burrhus Skinner heeft de grootste impact gehad op Tiggelaar. “Gedragsbeïnvloeding is conditionering: mensen doen iets goeds, worden ervoor beloond en gaan het meer doen. We zijn een product van onze omgeving. Ik gun het mensen dat de redelijkheid van wat ze lezen tot ze doordringt en hun wereldbeeld 180 graden doet draaien.”

Bernadet Timmer
Meer weten? Lees (een van) de boeken van Ben Tiggelaar, bijvoorbeeld het onlangs verschenen ‘De Ladder’.

maandag 18 juni 2018

(On)verantwoord gedrag beïnvloeden



“Het belangrijkste in ons leven is gezondheid. Maar hoe komt het dan dat we in 28 jaar tijd een verdubbeling van het aantal mensen met schadelijk overgewicht hebben? Mensen doen dus klaarblijkelijk niet wat ervoor nodig is om gezond te blijven.”


De hoorcollegezaal van het Instituut voor Media en Communicatie was 12 juni het toneel van het communicatiecollege ‘Gedrag beïnvloeden, hoe doe je dat verantwoord?’ van Reint Jan Renes, gedragswetenschapper bij Hogeschool Utrecht en de Wageningen Universiteit, en Onno van der Veen, service designer bij bureau Ideate.

Gedrag is een steeds essentiëler maatschappelijk onderwerp, ook in het communicatievak. Zeker nu er belangrijke transities gaande zijn. Zo gaat het in de zorg steeds meer over preventie en leefstijl: overgewicht, alcohol en roken. Niet voor niets is de overheid nu in gesprek met de industrie over oplossingen voor een nog altijd groeiend probleem.
In de energiewereld is het technisch al haalbaar om in 2035 klimaatneutraal te zijn; maar willen we de dingen die daarvoor nodig zijn wel doen? En bij digitalisering mag de focus dan op privacy en informatieveiligheid liggen, maar wie vernieuwt zijn of haar wachtwoord elke twee weken, zoals aangeraden door experts?

Weerstand
Uit onderzoek blijkt dat mensen vaak weerstand vertonen bij veranderingen.
Ze verzinnen tegenargumenten (counter arguing), versterken hun eigen houding (attitude bolstering), halen bevestiging uit hun omgeving (social validation), vijzelen hun vertrouwen op (assertions of confidence), zijn selectief in hun informatiebronnen (selective exposure), wijzen negatieve informatie van de hand (negative affect) en/of bagatelliseren de bron (source derogation).


Informatie alleen heeft vaak weinig zin. Je moet antwoord geven op vragen als: ‘Waarom zou ik iets moeten doen?’ ‘Heeft het wel zin?’ En zo ja: ‘Hoe dan?’. Het begint echter bij de vraag ‘Wie zijn wij?’ Renes: “We overschatten ons reflectieve systeem . Mensen zijn helemaal niet rationeel. Er is een groot gat tussen wat we van plan zijn te doen en datgene wat we doen: de intention-behavior gap. Er is gebrek aan urgentie en relevantie. Ze hebben andere prioriteiten, weten er niet het fijne van, hebben andere normen en ideeën over wat nodig is, zijn sceptisch of onverschillig en/of bieden weerstand. Soms vinden ze het gedoe, ongemakkelijk of zien in degenen die het doen geen voorbeeld.”

Onrealistisch optimistisch
Mensen zijn heel gevoelig voor ‘cues’ (van anderen): we reageren op gedrag van anderen en zijn geneigd ons daaraan aan te passen. Kahneman onderscheidt systeem 1 (onbewust) en 2 (bewust): vaak reageren we zonder al te veel nadenken, doen wat goed voelt (systeem 1) en soms denken we eerst rustig na, nemen de tijd om af te wegen wat ‘hoort’ en ‘goed’ is (systeem 2). Renes: “Zodra er een toekomst is, zijn we geneigd die te pakken; uitstellen dus. Het is belangrijk in je communicatie de ‘gemiddelde prutser’ die we zijn voor ogen te houden. Want we snappen het wel, maar we zijn onrealistisch optimistisch. Als je wilt dat mensen iets doen, haak dan aan bij systeem 1. Dat kan nooit ‘uit’.”

Wat helpt mensen toch het juiste gedrag te vertonen? Volgens Hagger e.a. (2015) zijn dat drie dingen: empathie: ‘Ja sorry, het is gedoe’, rationale meegeven: ‘Maar dit is waarom het toch belangrijk is’, en een keuze geven: ‘Ja, het moet, maar je mag zelf kiezen hoe’.

Persuasive by design
Samen met andere onderzoekers in het PubLab ontwikkelde Renes
het 'Persuasive by Design'-model. Dat is onder meer gebaseerd op vijf ‘gedragslenzen’:

  1. Gewoontes en impulsen
  2. Weten en vinden
  3. Zien en beseffen
  4. Willen en kunnen
  5. Doen en blijven doen

“Verklaringen en oplossingen hebben vaak meerdere dieptelagen”, zegt Renes. “Die heb je nodig om uit te zoeken wat er eigenlijk speelt. We verwarren ons vermogen om iets te (her)kennen met ons vermogen om het ook echt te snappen en te kunnen uitleggen.” Hij legt deze ‘illusion of explanatory depth’ uit aan de hand van een opdracht: teken een fiets. Zelfs een fervent fietser slaat de plank mis als het gaat om de details die ervoor zorgen dat het echt werkt. Dat geldt ook voor effectieve communicatie en het veranderen van gedrag.

Sociaal Psychologische Raad
Renes: “We hebben wel een Sociaal Economische Raad, die alle financiële consequenties van beleid doorrekent, maar geen Sociaal Psychologische Raad. Hoe gaan mensen reageren op al deze transities?” Op kleine schaal is een aantal instellingen en organisaties daar wel mee bezig. Zo is onder meer (in Engeland) onderzocht wat helpt om het drinken van alcohol te ontmoedigen. Met stip op één: accijnsverhoging en het beperken van de beschikbaarheid. Op twee: het beperken van reclame. Het geven van schenktrainingen (niet schenken aan minderjarigen of mensen die al genoeg ophebben) aan horecapersoneel helpt een beetje. Waarschuwingslabels, voorlichting en educatie hebben echter geen meetbaar direct effect.

Nudging
Recent gebruikte STIVORO een ‘feedback nudge’ in haar campagne: artsen stapten op rokers af en gaven hen hun visitekaartje met de woorden: “Als je kanker krijgt, kun je me altijd bellen”. Renes: “De reacties waren over het algemeen vrij positief, al kun je betwijfelen wat het netto effect op gedrag is en of de methode wel wenselijk is”. Het doel is te komen van een ‘ongetemd’, nieuw vraagstuk naar een ‘gedomesticeerd’, algemeen geaccepteerd vraagstuk. Dat kost tijd: toen dertig jaar geleden de autogordel verplicht werd gesteld, vonden de meeste mensen dit maar overheidsbemoeienis. Nu wordt de gordel door vrijwel iedereen zonder morren gebruikt, als iets volkomen logisch.

Technologie kan daarbij helpen: zo stimuleert het biometrische horloge van Renes hem (nog) meer te bewegen. “Zonder een fitbit heeft het zetten van extra stappen helemaal geen zin”. Intussen houdt hij zijn eetpatroon bij en heeft hij de gegevens van zijn vrienden gekoppeld aan de zijne, wat hem aanspoort extra zijn best te doen.
Onno van der Veen ontwerpt diensten gericht op gedragsverandering op het gebied van energie, onderwijs, zorg en mobiliteit. Zo hielp hij een vrachtwagenbedrijf rijgedrag koppelen aan brandstofgebruik, met als kernboodschap: ‘Efficiënt rijden is niet eenvoudig; alleen de echte professionals kunnen het’. Naast een training was er een game en monitoring door mentoren. Van der Veen: “Tien mensen interviewen in een homogene groep is voldoende. Maar in een diverse groep moet je met meer mensen praten, uit alle diverse groepjes. Je kunt de gedragslenzen gebruiken om de antwoorden te ordenen en zo meer inzicht te krijgen in het probleem en mogelijke oplossingen. We overschatten hoe vaak mensen vanuit economische motieven iets doen. Spreek ze aan op hun vak, hun vaardigheid, dat wat goed voelt.”

Bernadet Timmer



woensdag 21 januari 2015

Een duwtje van de overheid



Een duwtje van de overheid

Mensen moeten vrij zijn om te doen wat ze willen en ervoor kunnen kiezen om niet mee te doen aan onwenselijke verbonden. ‘Keuzearchitecten’ zoals de overheid mogen echter wel proberen het menselijk gedrag te beïnvloeden om zo ons leven langer, gezonder en beter te maken. Een duwtje in de goed richting?

Richard Thaler en Cass Sunstein schreven Nudge, een boek over het ‘verbeteren van beslissingen over gezondheid, welvaart en geluk’, vanuit het ‘libertair paternalisme’. Zij noemen het ‘nudgen’, een zacht duwtje dat het gedrag van mensen significant verandert. Het gaat erom dat we mensen hiermee zoveel mogelijk helpen bij het nemen van beslissingen die moeilijk zijn, die ze zelden hoeven nemen, waarop ze niet meteen feedback krijgen en/of die ze niet eenvoudig kunnen begrijpen. Ze beschrijven een aantal bewuste inspanningen die zowel private ondernemingen als overheidsinstellingen kunnen doen om de keuzes van mensen te sturen in een richting die hun leven zal verbeteren; keuzes waarmee zij beter af zijn en die ze zelf ook zo ervaren.

Homo Economicus
We zijn geen ‘Homo Economicus’ (Econs), we zijn mensen. Dat betekent dat we niet erg rationeel zijn als we keuzes maken. Sterker nog, veel mensen willen graag dat anderen hen helpen betere keuzes te maken. Econs kunnen onbevooroordeelde voorspellingen geven, maar mensen maken fouten; wij hebben de neiging onrealistisch optimistisch te zijn, door te gaan met wat we al doen en te kiezen voor de weg van de minste weerstand (default), zoals niets doen. We kunnen onze kennis over menselijk gedrag vergroten als we snappen waar mensen systematisch fouten maken, zowel intuïtief als rationeel. Een goed ontworpen systeem houdt er rekening mee dat de gebruikers fouten maken en waarschuwt ze hiervoor (zoals met de melding ‘dit vakje is nog niet ingevuld’). Als prikkels en duwtjes verplichtingen en verboden kunnen vervangen, kan de overheid kleiner en bescheidener zijn.

Daarbij bedoelen ze niet het verhogen van de belasting op tabak, alcohol of vette happen, maar bijvoorbeeld wel: gezonde dingen op ooghoogte en bij de kassa. Simpelweg maximaliseren van het aantal keuzes of een standaard voor iedereen is evenmin de beste oplossing. Want niet iedereen kiest vrijwel altijd wat een ander kiest. Wat wel helpt, is een ‘opt out’: de standaard optie is deelname, tenzij je zelf aangeeft dat je dat niet wilt. Dit kan een belangrijk verschil betekenen bij bijvoorbeeld orgaandonatie. Overigens is het beïnvloeden van keuzes vrijwel onvermijdelijk, al is het onbewust. Zelfs het meten van keuzes kan ze al beïnvloeden. Een voorbeeld: als je mensen een dag van tevoren vraagt of ze gaan stemmen, zijn ze 25% meer geneigd te stemmen. Als je ze vraagt hoe laat ze gaan stemmen en bij welk stembureau, is de kans nog groter dat ze gaan stemmen. Dus: hoe concreter de (hulp)vragen, hoe beter.

Vooroordelen
Vuistregels zijn handig, maar kunnen leiden tot vooroordelen. Mensen nemen vaak als uitgangspunt dat wat ze al kennen en passen dat een op een toe op iets anders. Bijvoorbeeld bij het inschatten van risico’s. Mensen hebben ook twee keer zo veel hekel aan verlies als dat ze houden van winst. Daardoor kiezen we minder snel voor veranderingen, zelfs als die in hun voordeel zijn. Denk aan overstappen naar een ander verzekeraar of energieleverancier. En mensen hebben moeite verleidingen te weerstaan. Ze laten zich wel beïnvloeden door sociale druk, zeker als ze denken dat anderen naar ze kijken. Obesitas is ‘besmettelijk’, afvallen ook.

De auteurs gebruiken RECAP als instrument: Record (beschrijven), Evaluate (onderzoeken), Compare (vergelijken), Alternative (alternatieven bieden) en Pricing (waarderen). Je kunt hiermee complexte, ontransparante en onbegrijpelijke (financiële) constructies zoals hypotheken, verzekeringen en contracten reguleren en structureren. Kortom: help mensen de beste keuze te maken door ze helder te informeren, ze ook een simpele goede optie en een opt out te bieden en door maatwerk te leveren op basis van wat ze nodig hebben. Nudgen met deze elementen (via heldere informatie en sociale beïnvloeding) kan mensen helpen bij het beter inschatten van de werkelijkheid en het maken van passende keuzes.

Kijk voor meer nudges op www.nudges.org
Bernadet Timmer

vrijdag 28 februari 2014

Contact!?


“Hoe kun je communiceren als je niet weet wat je wilt bereiken?” Die vraag zouden politici zich wat vaker kunnen stellen. Communicatieadviseurs stellen hem als het goed is als eerste. Net als Vincent Icke, hoogleraar theoretische sterrenkunde aan de Universiteit Leiden en bijzonder hoogleraar kosmologie aan de Universiteit van Amsterdam. Hij beschouwt contact maken als een doel op zich. En dat is al moeilijk genoeg, zeker in zijn vakgebied. 

Tijdens een Logeioncongres (6 juni 2013, Fort Voordorp) liet hij ons even toe in zijn hoofd. Als je wilt communiceren met buitenaardse wezens, heb je niet eens dezelfde taal. Maar als je als volwassene wilt communiceren met een kind of student kun je op soortgelijke problemen stuiten, meent Icke. “Je kunt proberen het onmogelijke te doen en een bericht sturen. Maar een antwoord komt niet of pas lang na verzending. Dat is geen communicatie, want de wederzijdsheid ontbreekt. Dat komt niet door domheid of luiheid, maar door afstand: fysiek of mentaal.”

Een brug tussen twee hoofden
Beroepsorganisatie voor communicatieprofessionals Logeion nodigde hem niet voor niets uit als spreker tijdens haar zomercongres. Vincent Icke is een van de weinige wetenschappers die erin slaagt contact te maken met iedereen, hoe ingewikkeld het onderwerp ook is. Dat bewijst onder meer zijn regelmatige optreden in De Wereld Draait Door. “Wil je dat jouw boodschap overkomt, dan moet je een brug slaan over tijd en ruimte, taal, cultuur en misschien zelfs soorten. Er is een spanningsveld tussen inhoud en vorm. Je hebt vooral geduld nodig. Wat je probeert te bereiken is een brug slaan tussen twee hoofden. In dat andere hoofd woont al iemand, dus klop aan en wees beleefd!”

Hij weet inmiddels uit ervaring: “Communiceren is te doen, mits goed verpakt.” Je moet daarvoor wel weten hoe jij denkt en hoe de ander denkt. Filosofisch, in gedichten, in formules? Over de mens weet hij in elk geval: “Ons gedrag wordt bepaald door onze omgang met de natuur: onze hersens zijn gemaakt om te overleven.” We willen graag weten wat de bedoeling is. “Leg uit wat je wilt doen en wat het nut ervan is, in onderzoeksvoorstellen, bedrijfsplannen, sollicitatiegesprekken, etc.”

De verwachting
“Het moeilijkste te communiceren is datgene wat je niet weet.” De fraude die dat kan opleveren onder wetenschappers is bekend, maar Icke gaat nog een stapje verder: “Wetenschappelijke publicaties zijn bedrog; zodra we een antwoord hebben, passen we de vraag aan.” Naast de tijd, de vorm en de bedoeling gaat het dus ook om de verwachting die je hebt van een ander. “Wees niet parochiaal en ga niet uit van het uiterlijk. Praten met ‘buitenaardse wezens’ zal altijd moeilijk zijn. Houd altijd rekening met de afstand.”

Bernadet Timmer

woensdag 22 januari 2014

Voorlichting in een fotojasje


Hoe vertel je een goed verhaal goed? Bij de tiende Van Markenlezing* van de vakgroep Bedrijfsjournalistiek van Logeion op 16 januari in Utrecht belichtte professor dr. Carel Jansen een in Nederland nog niet zo beproefd middel: de fotoroman.

Jansen is hoogleraar informatiewetenschap aan de Rijksuniversiteit Groningen en de Universiteit Stellenbosch. Hij schreef ‘Een zoete verleiding. De fotoroman in de gezondheidscommunicatie’. “Het gaat om verhalen als overtuigingsmiddel. Je ziet de laatste jaren een ‘revival’ van het verhaal. Ik denk dat het komt omdat verhalen ons definiëren. Het is uniek dat wij communiceren met verhalen. We vinden het leuk om ze te vertellen en ernaar te luisteren, omdat ze ons helpen de realiteit vorm te geven en onze fantasie de vrije loop te laten. We vinden het leuk, herkennen elkaar en onze cultuur eraan en we leren er ook van.”

Beeldverhalen krijgen steeds meer aandacht. Bijvoorbeeld om laaggeletterden te kunnen bereiken. In de gezondheidszorg is dat extra belangrijk, omdat die groep vaak extra zorg nodig heeft. Het verschil tussen een fotoroman en een strip is dat hij bestaat uit foto’s van ‘echte’ mensen in plaats van tekeningen.
Fotoromans ontstonden na de Tweede Wereldoorlog in Italië. Het waren stills van populaire films met tekstballonnetjes in goedkope paperbacks, die voor iedereen betaalbaar waren. Vervolgens werden ze als ‘fotonovela’ populair in Midden- en Zuid-Amerika.
Begin deze eeuw werden ze herontdekt als voorlichtingsmiddel in Latijns-Amerika, het zuiden van de VS en in Afrika. Zo is er een fotoroman voor jongeren in Kwazulu-Natal over SOA-preventie, verteld vanuit voetballende jeugd, getiteld Laduma (goal!). In Latijns-Amerika gaat de fotoroman ‘Secret feelings’ over depressies. En ‘Sweet temptations’ vertelt over diabetes en overgewicht, verpakt in een familieverhaal. Sinds een paar jaar zijn ze ook digitaal beschikbaar.

Houding, zelfvertrouwen en sociale norm
In Nederland is de fotoroman nog niet zo bekend. Ype Driessen maakt fotoromans over zichzelf op fotostrips.nl en in opdracht voor onder meer het COC en zorgkenniscentrum Vilans. Ook verzekeraars Independer en Achmea gebruiken digitale fotoromans, waarbij de teksten die je in de plaatjes ziet soms zijn ingesproken.
Maar werkt het? Je wilt immers de attitude (houding), ‘self-efficacy’ (vertrouwen in jezelf, denken dat je het kunt) en de sociale norm (wat ‘we’ normaal vinden) beïnvloeden. Jansen: “Er is onderzoek gedaan naar de effecten van de fotoroman. De resultaten zijn hoopgevend, maar nog niet doorslaggevend.” Nader onderzoek volgt dit jaar. Achmea meldt desgevraagd dat mensen zich soms een beetje betutteld voelen door de voorlichting in deze vorm.

Weerstand
“We hebben een soort automatische weerstand tegen goedbedoelde adviezen”, weet Jansen. Weerstand in de vorm van een (negatieve) reactie, tegenargumenten, selectief vermijden, gevoeligheden, normen en resultaatsverwachtingen. Daarom moet de culturele context wel kloppen. Tenminste, dat denken we. Volgens Jansen is daar geen bewijs voor.
“Als het werkt, is dat omdat mensen zich met (een van) de personages identificeren; het zijn rolmodellen. De verhalen overtuigen ook, waardoor ze de weerstand wegnemen.” Het ‘Entertainment Overcoming Resistance Model’ toont dat aan. Je wordt echt in het verhaal getrokken, je leeft je in. Daarbij is het wel belangrijk dat je overeenkomsten voelt met een personage, alsof je er een relatie mee hebt of zou kunnen hebben.

Gewoontegedrag
Gedrag komt voor uit gewoonte of een bewuste keuze. Gewoontegedrag is zeer moeilijk te beïnvloeden. Bewust gekozen gedrag is te veranderen, maar afhankelijk van de skills (vaardigheden), barrières (drempels, de wil om iets anders te doen) en de gedragsintentie van een persoon of groep. Jansen wil met zijn onderzoek vooral boven water krijgen in hoeverre zo’n campagne ook leidt tot conversaties. “De truc is om gewoontegedrag te laten omslaan in bewust gekozen gedrag. Je moet wel rekening houden met het boemerangeffect: als het probleem heel erg is, proberen mensen het te ontkennen. Dat blijkt onder meer uit onderzoek naar de ‘enge foto’s’ op sigarettenpakjes. Hoe enger, hoe meer mensen de plaatjes gaan bedekken om ze niet te hoeven zien. Ze roken er niet minder om.”

Bernadet Timmer

* J.C. van Marken was directeur van de Nederlandsche Gist- & Spiritusfabriek in Delft. Hij stelde als eerste Nederlandse werkgever een ondernemingsraad in en was initiator van het eerste Nederlandse bedrijfsblad, ‘De Fabrieksbode’ (1882).

vrijdag 12 juli 2013

De C van seduction


De C van ‘seduction’ is niet dezelfde als de C van communicatie. Toch zie je dat onderzoekers, organisaties en overheden opvallend vaak het toverwoord ‘verleiding’ gebruiken als ze communicatie inzetten om gedrag te veranderen. Van stoppen met roken en afval scheiden tot alcohol boven de 16 jaar.

Niet straffen voor fout gedrag, maar verleiden tot goed gedrag. Door het gebruiken van klinkende slogans, strenge woorden, goede en slechte voorbeelden uit de praktijk, enge foto’s of tot nadenken bedoelde filmpjes. Daaraan gaat vaak een heel proces vooraf. Een nieuwe loot aan de boom der verleiding is een instrument uit de gezondheidszorg dat door PR-bureau Bewijskragt is omgebouwd tot communicatie-instrument voor gedragsverandering: InterventionMapping (IM). Volgens de site gaat het niet om intuïtieve, maar wetenschappelijk bewezen gedragsbeïnvloeding ‘op basis van inzichten uit sociale psychologie en andere gedragswetenschappen’.

Geen zin, geen tijd, geen idee?
Er zijn zes stappen nodig voor goed gedrag. De analyse van het probleem staat of valt volgens de makers met de precieze formulering ‘in termen van gedrag’. Wie doet wat niet goed? Maar: als je uitgaat van persoonlijk gedrag, kun je de oplossing dan wel toepassen op een hele, diverse groep? Zo ervaart ‘de doelgroep’ het totaal niet als een probleem.

Bij stap twee, de bepaling van wat het gewenste gedrag is en wie dat moet gaan vertonen, gaat de meeste aandacht uit naar de ‘onderliggende factoren’. Heeft iemand geen zin, geen tijd of geen idee? Daar is een reden voor. De vraag is of je tijdens het onderzoek het lek wel boven water krijgt en of die factoren te beïnvloeden zijn: van frustratie om een traagwerkende computer tot een slechte jeugd en alles daartussenin.   

De daaropvolgende stap is de keuze voor een of meer methodes. Dat veronderstelt psychologische kennis van de manieren waarop je gedrag kunt veranderen. ‘Wat het beste werkt hangt af van de doelgroep en de omstandigheden’ concludeert Bewijskragt. Dat wisten we als communicatieprofessionals al, maar als we daarvoor moeten doordringen in de psyche van de mens, hadden we beter een andere studie kunnen kiezen.

Plannen
Een communicatieplan willen ze het niet noemen, maar als vierde stap bevelen ze aan de eerste drie stappen uit te schrijven. Al is het maar om je opdrachtgever te verleiden tot een akkoord en de uitvoerders ‘een houvast’ te geven. Bij stap vijf voeg je daar een implementatieplanning aan toe. Een cultuurverandering is echter niet te plannen, al beschrijf je nog zo goed wie op welk moment in actie moet komen. Als je kijkt naar de opkomst en het gebruik van social media gaat het vooral om het inspelen op trends en gebeurtenissen die al gaande zijn en het vinden van platformen en personen die daar betekenis aan kunnen geven.

De finale stap is de evaluatie; kijken of het gedrag echt veranderd is. Of dat zo is en of dat door jouw inspanningen is gekomen, is moeilijk te achterhalen, maar juist belangrijk om te weten. Drinken tieners nu minder? En blijven ze dat doen? En doen ze dat omdat ze daarmee gezonde hersenen willen houden of doen ze dat omdat drank duurder is of er vaker wordt gecontroleerd? En, als we het vertalen naar organisaties, werken die genoemde weerspannige baliemedewerkers vanaf nu echt met meer plezier dankzij een nieuwe  computer? Of kun je misschien beter ander werk vinden voor die ene notoire klagende collega (of de baas!), die de sfeer in de groep blijft verzieken? Daar helpt geen communicatie tegen. 

De makers noemen het een flexibel plan, omdat het ‘voortdurend vraagt een paar stappen vooruit of terug te denken’. Door het in planvorm te gieten, bieden ze die indruk niet. Uiteraard bieden ze trainingen aan waarin je leert werken ‘op basis van theorieën uit de psychologie’. Wil je echt achter iemands beweegredenen komen, dan is dat een nogal oppervlakkige aanpak, gezien de diepte van het vak. De verkenningen op dat gebied zijn interessant, maar bieden nog steeds geen garantie voor gewenst gedrag. Ik ben nog niet verleid.

Bernadet Timmer