zaterdag 23 januari 2016

Almeerse Wind

Almeerse Wind

Duurzaam, energieneutraal, afvalloos; Almere is hard bezig haar doelen als ‘Growing Green City’ te halen. Omdat we dat niet alleen kunnen, kijken we ook hoe anderen dit aanpakken en welke rol zij kunnen spelen. Dat doen we onder meer tijdens de ‘Groenstorm’ in het stadhuis, waarbij collega’s en partners meedenken en –praten over duurzame initiatieven.

De Groenstorm van 5 oktober ging over Almeerse Wind: initiatiefnemer John van Diepen is inwoner van de Filmwijk en wil zijn wijk energieneutraal maken. Onder andere door het plaatsen van windmolens. Van Diepen komt uit Kraggenburg (Noordoostpolder), waar ze al veel ervaring hebben met windturbines. Met de coöperatie Almeerse Wind wil hij twee turbines bouwen, die stroom gaan leveren voor 5.000 huishoudens.

Wat heb je nodig als je een windmolen wilt bouwen? Van Diepen: “Een locatie, grond, procedurele medewerking, kennis van windtechnologie en een juridische entiteit.” Voor de locatie heeft hij zijn oog laten vallen op twee bestaande windparken, die al in het programma Energie zijn opgenomen: Rodenburg en Kluutmolenweg. In beide parken staan nu tien windmolens, die in 2020 vervangen zullen worden door grotere turbines. “Als we daar een vergunning voor aanvragen, gaan ook de deuren naar risicodragend kapitaal open.”

2020

Op 17 februari 2015 werd de coöperatie lid van een overkoepelende organisatie van windenergie, zodat ze ook toegang kreeg tot de benodigde kennis. De samenwerking met de gemeente moet nog op papier gezet worden. “Het is een middel om Almere te verduurzamen. Het kost tijd om dit op poten te zetten; het moet in de hoofden van mensen komen. Daarom zijn we nu al begonnen, zodat we er in 2020 klaar voor zijn.”

Dorpsgevoel

Vanwege alle voorbereidingswerkzaamheden merkt Van Diepen dat hij ‘steeds groener gaat denken’. Waarom wind en geen zonne-energie? “Ik kan niet alles doen. Bovendien zijn er al 1.258 zonnepaneelleveranciers, ik wil niet nummer 1.259 worden. Ik heb nu al twee jaar een negatief inkomen, maar ik denk dat het lukt en ik vind het leuk. Het leidt tot heel veel contacten. In Almere zoek ik het dorpsgevoel dat ik ken van Kraggenburg. Dat kan niet met de stad of een stadsdeel, maar wel met de buurt.”

Burgeropwekvereniging

Je krijgt nu nog fiscaal voordeel voor zonnepanelen op eigen dak. Uit onderzoek blijkt echter dat als je alle daken in Almere met zonnepanelen bedekt, je minder dan 10% van de energiebehoefte in Almere kunt dekken. Om de energie voor één huishouden op te wekken, heb je twaalf panelen nodig. Dat komt neer op zo’n zes panelen per persoon. Eén windmolen levert stroom voor 6.000 personen. Waar moet je nu in investeren? “Doe wat je kunt; we hebben niet altijd zon en niet altijd wind, dus we hebben allebei nodig.”

In Nederland heeft een aantal mensen zelf al een stukje grond gehuurd en er een molen op gebouwd. Zij verkopen hun energie door. Deze ‘burgeropwekverenigingen’ hebben nu hun eigen handelshuis opgericht: de Duurzame Energie Unie. Almeerse Wind verkoopt een deel van die wind tot ze haar eigen molens heeft. De hele keten van opwekking tot levering is in eigen hand. Mensen die overstappen, kunnen lid worden van Almeerse Wind. Ze worden dan mede-eigenaar van de twee windmolens. Van Diepen: “We vragen onze leden straks wel of ze ons geld willen lenen tegen een aantrekkelijke rente. Ieder lid krijgt een stem in het bestuur, ongeacht de grootte van zijn mond of zijn portemonnee.”


Bernadet Timmer

vrijdag 22 januari 2016

Spoedcursus ontcijferen



Spoedcursus ontcijferen


Je wordt dagelijks met cijfers om de oren geslagen. Het probleem is dat die vaak worden gebruikt om een bepaalde boodschap te verkondigen. Statistiekshoppen gebeurt er vaak. Welke vijf vragen moet je jezelf stellen als je een cijfer of grafiek tegenkomt?


Sanne Blauw is econometrist en freelance journalist. Tijdens het Festival der Vooruitgang van De Correspondent in het Felix Meritis in Amsterdam (op 10 oktober 2015), ging zij in op haar onderzoek naar ‘cijfers, meetfetisjisme en geluk’. Dit zijn de vijf vragen:


  1. Wie zegt het eigenlijk?
  2. Hoe weet iemand dat?
  3. Wat mist er, welke informatie staat er niet?
  4. Is iemand van onderwerp veranderd?
  5. Is het logisch?


De afzender kan een politicus zijn, een journalist, een wetenschapper. Iedereen heeft zijn eigen agenda en interpretatie. Ze kunnen de cijfers overgenomen hebben uit een artikel, een steekproef hebben gehouden in een kleine populatie of een homogene groep, waardoor de context verdwenen is. Hebben ze het nog wel over hetzelfde als waar het onderzoek over ging? En, niet onbelangrijk: kunnen we eigenlijk wel alles meten?


Cijfers zijn altijd subjectief
Zijn meningen tegenwoordig belangrijker dan cijfers? “Mensen hebben de neiging eerst een mening te hebben en er dan de cijfers bij te zoeken die daarbij passen. Maar cijfers zijn soms teveel de boventoon gaan voeren in het rendementsdenken. We hebben verschillende bronnen nodig om samen de werkelijkheid te vormen.”


Volgens Aaron Levenstein zijn strategische gegevens als bikini’s: ze trekken je aandacht en verhullen de essentie. Blauw: “Cijfers zijn altijd subjectief. Ze hangen af van degene die ze gebruiken. Dat begint al bij het meten. Objectieve cijfers bestaan niet. Al zijn er wel een paar betrouwbare bronnen, zoals het CBS. De VN roept om een datarevolutie: ze hebben veel meer cijfers nodig om goede conclusies te trekken over ontwikkelingen in de wereld, zoals armoede, onderwijs en gezondheid.”
Bernadet Timmer

maandag 4 januari 2016

De toekomst van Europa



De toekomst van Europa


“De Europese democratie wordt nu opnieuw gebouwd door de nieuwe generatie. We leven veel transnationaler, maar we krijgen niet het systeem wat we nodig hebben. We moeten het paradigma kantelen: we hebben ‘united citizens’ nodig in een gezamenlijk systeem.”


Ulrike Guérot is de oprichter en directeur van het European Democracy Lab op de European School of Governance in Berlijn. Samen met theatermaker Lucas de Man discussieerde zij op 10 oktober 2015 tijdens het Festival der Vooruitgang van De Correspondent in het Amsterdamse Felix Meritis over de toekomst van ons continent. Hoe ziet die eruit voor Europa?


Old white men-systeem versus ont-moeting
De Man ziet de publieke ruimte als een plaats voor ont-moeting: “Jongeren hebben een hekel aan de EU: er zijn steeds meer nomaden die overal komen, maar wel een sterk gevoel hebben dat ze ergens vandaan komen.” Het Erasmusproject daarentegen kreeg veel complimenten, omdat ze elkaar konden ontmoeten, konden reizen en samen werken en leren. Volgens Guérot moet Europa ‘bottom up’ gebouwd worden. Daarvoor moeten we eerst het ‘old white men-systeem’ deconstrueren. “De plattelandsjongeren hebben een nog groter probleem. Zij zijn vaker werkloos en stemmen rechts-extreem. Er is een steeds grotere kloof tussen elke grote (hoofd)stad en het nationale platteland.” De Man: “De jongeren hebben het gevoel dat ze niet gezien worden, daarom kiezen ze de weg van de angst voor het rechts-extremisme om gehoord te worden.”


Drie grote versus duizend kleine initiatieven
Guérot vertrouwt erop dat we politieke middelen zullen vinden om dit op te lossen. Zoals het afbreken van het huidige energiesysteem door het opbreken van grote monopolisten en het lokaler maken van energieopwekking en –verdeling. “We moeten politiek beleid op dat vlak ook opnieuw vormgeven. Er is een enorm verschil tussen de geografische structuren van bijvoorbeeld Duitsland en Frankrijk. We hebben nu alleen markt- en consumentenbeleid. Maar het platteland heeft geen van beide. We hebben structurele hervormingen nodig, niet alleen de keuze van grote ondernemers voor bepaalde veranderingen.”


Jongeren gaan niet het hele land door, maar werken in de regio en gebruiken social media. “Je kunt de wereld niet veranderen, maar als alles mogelijk is, gebeurt er niets”, aldus De Man. “Het gaat er niet om dat je een betere wereld bouwt, het gaat om het bouwen van een gemeenschap. De keuze is niet alleen tussen goed, hipster of niet goed. Duizend kleine initiatieven zijn veel sterker dan twee of drie grote, want de grote overheersen alles en laten niets achter als ze instorten. De kleine kunnen flexibel samenwerken.”


Rpubliek versus democratie
Volgens Guérot werkt ‘het principe van de meerderheid’ ook niet meer. “Er is een verschil tussen een republiek en een democratie. We dachten dat een gemeenschap ging over democratie, maar het gaat om sociale organen, om mensen. Dat kan niet vanzelf. Er moet iets sterven, zodat er iets kan groeien. Er zal iets gebeuren, want we leven in een systeem dat ons niet bevalt. Maar wat de trigger daarvoor is, weten we niet.”


De Man waarschuwt: “Het wordt niet beter dan het was. Er zullen altijd mensen zijn die leiden en mensen die lijden. Dat zal niet verdwijnen. Het bouwen van een gemeenschap is een eenzaam gebeuren.” Guérot: “Elke generatie vecht tegen het systeem waarin het leeft. We moeten structuren vinden die de drie grote landen – Duitsland, Frankrijk en Engeland – ontmantelen. Kijk op internet. We hebben een Europees dak nodig, met lokale zuilen, maar zonder nationale fundering; die moet bestaan uit mensen, niet uit grenzen.”


Nationalisatie versus regionalisatie
Wat is dan ons houvast? De Man: “Mensen zijn gehecht aan identiteit, een plaats waar ze vandaan komen, niet aan een land. Sociale, creatieve, intelligente mensen zullen onze kracht zijn. We moeten onze naties opgeven en onze macht overdragen aan een centrale macht. Europa bestaat al langer dan de landen erbinnen. Het zal twintig jaar duren voordat ons systeem is veranderd.” Als voorbeeld wijst hij op onze taal: Engels is nu verplicht op basisscholen.


Guérot verwacht dat het sneller zal gaan: “We lopen altijd achter bij de ontwikkelingen. Desintegratie komt op zijn eigen moment. Dat kan in drie maanden gebeuren. Er is al sprake van regionalisatie of ‘Singaporization’. Maar ‘Netwerk Europe21’ is niet genoeg om steden te verbinden, we moeten ook het platteland erbij betrekken.” Welke institutionele systemen kunnen we hiervoor gebruiken? Niemand wil voor het systeem zorgen, maar iedereen wil ervan profiteren. Je kunt hooguit nadenken en proberen je voor te bereiden op de tijd daarna. “De kernwaarden die ons definiëren als Europeanen zijn mensenrechten, menselijke waarden. Dat is onze culturele erfenis. We willen bouwen op politieke gelijkwaardigheid voor alle burgers van Europa.”
Bernadet Timmer



dinsdag 15 december 2015

Gemeente zoekt duurzame investeerders





Gemeente zoekt duurzame investeerders


Almere wil een energieneutrale stad worden met een gezonde, ouder wordende populatie. Omdat we ook de huizen in het oudste deel van de stad, Almere Haven, moeten renoveren, is dit een uitstekende businesscase voor een duurzaam fonds.
Het probleem is dat we de renovatie financieren met toekomstige besparingen. Maar de olieprijs en de rente zijn laag. Hoe maken we hier op z’n minst een budgetneutraal project van? En hoe krijgen we onze partners geïnteresseerd?


Eugenio Leanza, werkzaam voor de Europese Investeringsbank, is hoofd van de ‘Joint European Support for Sustainable Investment in City Areas Task Force’ (JESSICA). Die creëert ‘transformatieve’ fondsen voor duurzame investeringen. Leanza bezocht Almere op 10 december en adviseerde een groep gemeenteambtenaren, TNO-specialisten, provincieadviseurs, een woningbouwcorporatie en wethouder René Peeters. De ideeën gaan we eerst gebruiken voor de renovatie van Almere Haven.


Stadscentrum versus buitengebied
Europese steden zijn niet langer werkplaatsen, omdat ze de productie naar lagelonenlanden hebben verplaatst. De hoeveelheid verhandelbare goederen, de rol van de politiek en de centrale banken is verkleind en de rol van financiële dienstverlening en consumptie vergroot. Onze groeiende schuldenlast helpt ons daarbij niet. Leanza: “Sinds 2007 zien we dingen die we daarvoor nog nooit gezien hebben. De crisis was eerst gekoppeld aan stedelijke problemen met banken en huisvesting. Die gaven waarde aan grond. De waarde van het goed was altijd groter dan de risico’s. Dat is nu niet meer het geval.”


De autoriteiten verlaagden de rente en probeerden de kosten van arbeid terug te dringen. Effect: de stadscentra kregen meer geld en het buitengebied minder. “De private sector heeft geen geld om de leningen terug te betalen. De bankensector financiert de belangrijke innovaties niet; ze hebben zelfs te lijden onder financiële en technologische innovaties. We hebben nieuwe manieren nodig om hiernaar te kijken; een plek waar we onze kennis kunnen centraliseren en een plan om deze transformatie te beheren. We moeten vraag creëren; bijvoorbeeld met een duurzaam ‘revolverend’ fonds, om het te versnellen.”

Duurzame investeringen

De afgelopen jaren heeft het Europees Parlement om langetermijninvesteringen gevraagd. De (subsidie)bedragen daarvoor kunnen oplopen tot 70 miljoen euro, tegen zeer lage kosten per hoofd van de bevolking. 30% van deze investeringen wordt gedaan door durfinvesteerders in zeer innovatieve projecten. In 2006 begon het EIB met stedelijke fondsen. Deelnemende landen en regio’s konden revolverende fondsen creëren met Europees geld. JESSICA deed een aantal experimenten en creëerde 45 fondsen.

Leanza werkt aan investeringen in landelijke gebieden en ziet kansen voor Almere: “Mensen verlaten de drukke stedelijke knooppunten, waardoor de schulden toenemen. Jullie hebben je land gewonnen uit zee; vruchtbaar land, met veel ruimte en goedkope arbeidskrachten.” Hij vindt dat we stedelijke investeringen nodig hebben om de ‘quasi-publieke’ sector te helpen. “Dit gaat niet over geld uitgeven. Dit gaat over hoe je je investeringen terug kan laten vloeien naar je stad. We moeten de toestroom van natuurlijk, menselijk, financieel, technisch en ruimtelijk kapitaal direct managen. Het nationale niveau kantelt steeds meer ten gunste van het regionale en zelfs lokale niveau. Er is een groeiende vraag uit de gemeenschap, waar we nu niet aan kunnen voldoen.”


Stedelijk beheer
Zo wordt de vraag naar ruimte en (nieuwe) woningen compleet anders. En dat is ook van invloed op onze werkzaamheden, onze beroepen. Wat hebben we daar tot nu toe mee gedaan? Leanza: “De overheid is verlamd, ze weet niet wat ze moet doen. We moeten onze productiviteit niet meten op basis van de input, maar op het resultaat van onze voorraad menselijk, technologisch en ruimtelijk kapitaal. Als je de beheerkosten van de stad zo laag mogelijk houdt, heb je geld om je voorraadmanagement te integreren in de stad.” Kortom: “We moeten leren hoe we dit kunnen beheren. De stad moet de vrijheid krijgen om actie te ondernemen om het systeem weer aan de praat te krijgen. Het idee is dat het fonds de arbeidsmarkt veerkracht geeft zonder bureaucratische grenzen zoals functionaliteitseisen of grondprijzen. Een goede beheerder heeft oog voor werk en grondprijzen en zorgt voor de relatie met de private sector.”


De basis van onze infrastructuurplannen is de behoefte van anderen. De bevolking vergrijst, dus denk aan levensloopbestendige woningen, met domotica, sensoren en energiezuinige technologie. Leanza: “Als je op de goede manier investeert, creëer je niet veel schulden. Probeer de menselijke verdiensten te verhogen en de beheerkosten te verlagen. Zorg ervoor dat de opbrengsten in je eigen economie terugvloeien. De private sector kan geen parallelle munteenheid financieren, maar we hebben een duurzame geldstroom nodig die mensen niet in een matras kunnen stoppen of wegsluizen naar het buitenland. Een circulaire economie moet op maat gemaakt worden voor de lokale economie. Jullie moeten een manier vinden om het kapitaal hier te houden.”


Businesscase: Almere Haven
Terug naar Almere Haven: welke partijen hebben belang bij deze businesscase? Wie zitten er in de kopgroep? Pas als je de gewenste resultaten en het ‘what’s in it for me’ helder hebt, kun je de markt opgaan en er partijen bij betrekken. Zoals woningbouwcorporaties, het gemeentebestuur, projectontwikkelaars, inwoners, energiebedrijven, zorginstellingen, ondernemers en verzekeringsbedrijven. En wellicht private bedrijven, zoals een duurzame bank (Triodos of ASN). Houd er wel rekening mee dat onze plannen kunnen botsen met nationale wetten en regels. Wijzigingen op dat gebied kosten heel veel tijd.


Branding
Lossen we hiermee problemen op of verkopen we ideeën? Dat hangt ervan af met wie je praat. “Het belangrijkste is dat we allemaal gedreven zijn om het investeringsplan te steunen”, zegt Leanza. “Jullie moeten geloven in wat je doet. Communicatie en branding is heel belangrijk. Jullie zien jezelf nog niet als een ander werkgebied dan Amsterdam. ‘Betaalbare woningen voor Amsterdammers’ doet geen eer aan jullie volledige potentieel. Als je werkelijk waarde wilt toevoegen, gebruik dan bijvoorbeeld de Floriade. Anders blijf je altijd het kleine broertje. Zorg dat je zelf werkgelegenheid creëert. Als je investeringen wilt aantrekken, heb je een eigen identiteit nodig. Later kun je ook Flevoland en de Metropoolregio erbij betrekken.”


We moeten dus beter in beeld krijgen hoe we onszelf internationaal presenteren. “Het is geen probleem kapitaal aan te trekken; het probleem is het ontwikkelen van een strategie om investeerders aan te trekken.” Met een circulaire economie kunnen we dit ook bereiken; niet veel steden hebben die. “Je hebt een publiek/semi-privaat fonds nodig waar je op kunt bouwen. We moeten veel meer kennis vergaren van de ‘ondeelbare’ economie. Kennisinstituten zoals TNO en universiteiten kunnen ons helpen het idee te verkopen en problemen op te lossen. Denk aan open source technieken: watermanagement, innovatieve landbouw, energieneutraal bouwen, afval ‘upcyclen’. Dat kun je hier ontwikkelen.”
Bernadet Timmer



maandag 16 november 2015

Een gezonde stad is een groene stad



“In Almere heb je wel veel parken, maar niet veel belevingsgroen in de wijken. Veel mensen stappen in de auto en rijden er langs op weg naar werk, school of familie. We weten nog niet precies hoe de beste verdeling moet zijn. We denken dat een combinatie van belevingsgroen in de wijken en uitnodigende parken in de omgeving het beste is, waarbij ook activiteiten georganiseerd worden.”

Dinand Ekkel is lector Groene en vitale stad aan de CAH. Tijdens zijn opleiding als toegepast etholoog aan de Universiteit van Wageningen onderzocht hij hoe je het gedrag van dieren in gevangenschap kunt interpreteren. “Hoe groter het verschil tussen hoe we dieren houden en zijn oorspronkelijke biotoop, hoe groter de (gedrags)problemen van het dier.” Die kennis past hij nu toe op de ‘intensieve menshouderij’ in de steden.

De verwachting is dat 80% van de bevolking in grote stedelijke gebieden zal wonen in 2050. Ekkel wil weten hoe het gedrag van mensen in zo’n omgeving zal zijn en hoe we gedragsproblemen (preventief) kunnen aanpakken. Tijdens de Studium Generale van de Nieuwe Bibliotheek
op 29 oktober (georganiseerd door Windesheim Flevoland, CAH Vilentum Almere en de nieuwe bibliotheek) spraken hij en industrieel tuinontwerper Anke Wijnja van Bureau Fonkel over groen en gezondheid. Beiden werken aan een natuurlijke omgeving waarin de (stads)mens kan floreren.

Herstellend vermogen

Een aantal problemen is terug te voeren op onze biologie, aldus Ekkel. In de Westerse wereld wordt de gezondheid er niet beter op door roken, vet eten en weinig bewegen. “De levensduur stijgt, maar we krijgen eerder chronische ziektes door onze levensstijl. Ons gewicht neemt toe, waardoor we meer risico lopen op diabetes en hart- en vaatziekten.”

In 1984 bestudeerde Robert Ulrich de relatie tussen de groene leefomgeving, gezondheid en ons herstellend vermogen. Mensen die in het ziekenhuis lagen en uitzicht hadden op een groene omgeving herstelden sneller en hadden minder pijn en minder medicijnen nodig. Ulrich verklaarde dat effect met ‘biofilie’: mensen houden van een groene omgeving. Dat zou zowel evolutionair (de savanne als natuurlijke habitat) als mentaal bepaald zijn: groen eist geen aandacht of zelfdiscipline op, daarom kun je herstellen van vermoeidheid en stress.

Is groen in de stad dus gezond? Zowel Jolanda Maas uit Rotterdam, Kuo uit Chicago als Takano uit Tokio bogen zich over die vraag. Maas deed een ‘vitamine G’-studie en zag een sterke relatie tussen de (grote) mate van astma/COPD, depressie en diabetes en de (kleine) hoeveelheid groen in en om de leefomgeving van de doelgroep. Van den Berg en anderen onderzochten de effecten van spelen in het groen; dat nodigt veel meer uit tot creativiteit dan speeltoestellen.

Uitnodigend groen
Hoe kan het dan dat Almere de groenste stad van Nederland is, terwijl de inwoners gemiddeld minder gezond zijn dan in vergelijkbare steden? Almeerders zijn niet positief over hun gezondheid, noch over het groen in hun omgeving. Ze voelen zich vaak eenzaam en zijn minder fit dan de gemiddelde Nederlander. Dat blijkt uit onderzoek van het Kenniscentrum Groene en Vitale Stad. Bovendien heeft Almere de meeste kinderen met (ernstig) overgewicht. Volgens Ekkel is het is wel een groene stad, maar is het geen uitnodigend groen. “Voldoende groen lost het probleem van eenzaamheid of obesitas niet op. Het gaat om de combinatie van groen en activiteiten. Nodigt het groen uit om er activiteiten te organiseren of er aan deel te nemen? Daar waar de gemeente de gezondheid van mensen wil bevorderen, gaat het in negen van de tien gevallen om projectmatige, georganiseerde sportactiviteiten. Het gaat mij om mensen uitnodigen om zelf activiteiten in het groen te ontplooien.”

Dat is waar Anke Wijnja van Bureau Fonkel aan werkt. Zij ontwerpt speelplekken voor kinderen en ontmoetingsplekken voor ouderen. Na haar studie Industrieel ontwerpen aan de TU Delft leerde ze ontwerpen voor mensen. “Het belangrijkste is dat je welkom bent. Dat kun je deels doen door inrichting. Bijvoorbeeld door bankjes te plaatsen op de route.”
In de jaren ’90 kwam slechts 10% van de mensen met dementie in een zorginstelling buiten; een half uur per jaar. In Amerika en Engeland werd toen geëxperimenteerd met ‘healing gardens’. Vanaf 2001 past Wijnja de ideeën in Nederland toe. Ze keek naar de ergonomie van ouderen (slechter zicht, moeilijker ter been) en omgevingspsychologie; wat hebben ze precies, wat weten en kunnen ze nog? “Ook mensen met dementie kunnen vaak meer dan we denken.”

Zintuigelijke prikkels

Hoe ziet een ‘dementievriendelijke tuin’ eruit? “Het moeten tuinen zijn waar mensen zelfstandig in mogen, zodat er geen verzorgers nodig zijn voor de begeleiding.” In plaats van het gebruikelijke grasveld met (slecht begaanbaar) pad ontwerpt ze tuinen met bloemen en bankjes, klein en beschermd. Hier kunnen de ouderen wandelen, zitten, voelen, ruiken en plukken. “Mijn uitgangspunt is dat de tuin hun belangrijkste contact is met de buitenwereld. Ze kunnen lekker in de tuin verblijven op een groot terras of op individuele, rustige plekken. Er zijn veel zintuigelijke prikkels: elk seizoen is er iets anders te horen, voelen, ruiken en proeven.” Naast planten zijn er ook dieren, zoals vlinders en vogels. En herkenbare elementen zoals oude boerengereedschappen, een bietenmachine of melkbussen.

Ook paden zijn heel belangrijk. “Een ommetje lopen, bewegen, helpt dementie te remmen.” Wijnja ontwierp een struinroute, waterelementen en een doe-tuin; een tuinwerkplek met verhoogde bakken waar ze onder begeleiding planten zaaien, verzorgen en oogsten, met bessenstruiken, groente, fruitboompjes en kruiden. De nieuwste ontwikkeling is een bewegingstuin, met speeltoestellen voor ouderen. “Het nadeel is dat de meeste toestellen alleen onder begeleiding gebruikt kunnen worden.”

Sociale beweging

Het sociale is een heel belangrijk element van een tuin. Bewegingselementen kunnen helpen. Zo kun je in groepen of met kinderen samen bewegen en spelen. “Mensen gaan sneller op bezoek als er zo’n buitenruimte is. Dit kan ook met scholen en buurtbewoners. De hoeveelheid actie is onder meer afhankelijk van de begeleiding, het weer, de bezoekers en (georganiseerde) activiteiten in de tuin.” Overigens kun je binnen vergelijkbare effecten bereiken met een aquarium of een serre, als je vanwege kou, wind of regen niet naar buiten kunt.

Moeten we het leven buiten de stad stimuleren om mensen het groen in te krijgen? Ekkel: “Ik denk dat het een onbegonnen missie is om de trek naar de stad tegen te gaan. Want het idee is ‘in de stad, daar gebeurt het’. In de steden moet het wel makkelijk(er) zijn om snel in contact te komen met groen, al dan niet gecombineerd met activiteiten. Almeerders hebben (nog) geen plekken in Almere waar ze van nature samen heengaan om te recreëren. In Almere was het groen er eerder dan de stad en de meeste inwoners zijn nog niet geworteld.”

Je kunt mensen wel stimuleren meer naar buiten te gaan. Anke: “Zorg voor gebieden met een plezierige kleinschaligheid, met een menselijke maat. Het is een verschil of je alleen maar kijkgroen hebt of dat je er echt ín kunt zijn. Er werd altijd veel gewerkt met een beperkt plantenbestand, waardoor alle wijken er uniform uitzien. Als je wilt zorgen voor eigenheid en herkenbaarheid van een wijk of buurt, kun je daar beter mee differentiëren. Dat draagt ook bij aan de sociale cohesie en stimuleert mensen er zelf mee aan de slag te gaan.”

Bernadet Timmer