Posts tonen met het label zelfredzaamheid. Alle posts tonen
Posts tonen met het label zelfredzaamheid. Alle posts tonen

maandag 11 juni 2018

Participant zoekt opwekkende omgeving



“Wat betekent het om als burger te participeren? Ik ben gefascineerd door de manier waarop mensen de stad maken.” Stadsfilosoof Maurice Specht toont tijdens een gastcollege in Almere op 5 juni zijn visie op de rol van de overheid en de burger.


“Willem Alexander zei in de Troonrede dat we ‘van een verzorgingsstaat naar een participatiesamenleving’ gaan. Maar waar gaan we dan naartoe?”, vraagt Specht zich af. In de jaren ’70 de publieke zaak nog gelijk aan de publieke taak: zowel vormgeving en uitvoering als controle en verbetering waren in handen van de overheid. Maar dat werd onbetaalbaar. Daarna kwam de ‘verzelfstandiging’, al snel gevolgd door het ‘naar de markt brengen’ van publieke taken, met alle problemen van dien. Vanaf 2000 ging het steeds meer naar de burger toe.


Motieven
Waarom zou je als overheid inzetten op burgerparticipatie? Volgens Specht werd participatie een beleidsdoel, vanuit verschillende motieven:
  • Sociaal: het brengt mensen samen,
  • Economisch: het is voordeliger,
  • Zingeving: het is belangrijk voor mensen iets tot stand te brengen,
  • Complexiteit: de overheid heeft de kennis van anderen nodig,
  • Legitimatie: de overheid zelf is niet goed genoeg.


Ondanks het idee dat de samenleving geïndividualiseerd, steeds meer met zichzelf bezig is, bleken mensen toch meer te willen doen dan gedacht. Waarom gaan mensen iets doen, en wanneer? “Mensen doen mee uit altruïsme, betrokkenheid bij een bepaalde kwestie of werkveld, of uit plezier.”


Belasting betalen
Participatie kan vele vormen aannemen. Specht noemt ‘belasting betalen’ een vorm van participatie, al ligt het initiatief hiervoor niet bij de burger. ‘Ethisch consumeren’ kun je er ook onder scharen, want “hoe je je geld uitgeeft, doet ertoe”. En geven aan goede doelen. Behalve met geld kun je participeren door te stemmen. Of door te protesteren. En met burgerinitiatieven. Veel van die initiatieven zijn in kaart gebracht op de ‘Maatschappelijke AEX, waarop ook Almeerse voorbeelden te vinden zijn.


“De kunst is om dichtbij datgene te blijven wat mensen kunnen en leuk vinden.” Zelf nam Specht met een aantal anderen het initiatief voor een leeszaal, omdat steeds meer bibliotheken in zijn gemeente (Rotterdam) werden gesloten. Wat moeten mensen kunnen om projecten voor elkaar te krijgen? Ze moeten in elk geval ondernemende kwaliteiten hebben, gedrevenheid en een sociale instelling en/of vaardigheden. De overheid moet dan wel een ‘opwekkende omgeving’ creëren. “Vraag vrijwilligers om de leuke dingen te doen, niet die dingen die moeten gebeuren, maar die niemand wil doen. Daar moet je voor betalen.”


Sexy
Een andere strategie is nudging: de ‘slechte keuze’ bij mensen weghalen door ze iets onweerstaanbaars te bieden, een situatie te creëren waarin mensen graag willen doen wat jij wilt dat ze doen. Specht: “Je moet er wel slim, strategisch over nadenken. De stad laten schoonhouden door burgers werkt niet, tenzij je als overheid zelf ook een stapje extra doet en het sexy genoeg is.”


Meerwaarde
“In de publieke zaak kom je vanzelf de overheid tegen”, meent Specht. “Veel ambtenaren willen graag helpen, maar je hebt ook goede tegenspraak nodig.” Regelgeving noemt hij een “lastig dingetje”. “Initiatieven zijn leuk en worden vaak even gedoogd. Maar als je ze echt mogelijk wilt maken, dan doe je dat met regelgeving.”
Ook de relatie tussen degene die de waarde creëert en degene die het geld krijgt is vaak scheef. “Betaal je ze uit bijzondere potjes of ga je voor structurele geldstromen zorgen? De kans dat projecten hun eigen broek op kunnen houden, is ongeveer nul komma nul.”


Specht juicht burgerinitiatieven toe, maar vraagt zich tegelijk af of de overheid alles wel van zich af moet organiseren. Zo bleek McDonalds als sponsor van Staatsbosbeheer toch niet zo’n goed idee. Verdringing op de arbeidsmarkt door vrijwilligers kan ook een risico zijn, al vindt hij de nieuwe verdeling van werk een veel grotere bedreiging, nu bijna de helft van al ons werk geautomatiseerd kan worden. Het is ook lastig als je geen geld hebt voor bepaalde publieke taken, maar als dat er wel is, wordt het dan wel effectief besteed? De grootste uitdaging blijft echter: hoe vertel je geloofwaardig dat je sámen een stap naar voren gaat zetten?


Bernadet Timmer


Leestips:
  • ‘Gestuurde zelfsturing – Decentralisaties en participatie in het sociaal maatschappelijk domein’ van Daphne Bressers e.a.
  • ‘De spontane stad’ van Gert Urhahn
  • ‘Help mij het zelf te doen’ van Peter Rensen en Radboud Engbersen
  • ‘Ik kwam om wat te doen’ van Joke van der Zwaard en Corrie Kreuk

vrijdag 3 januari 2014

“Als ze elkaar kennen gaat het makkelijker”


Participatiesamenleving… het woord is uitgeroepen tot het woord van 2013 én tot het vaagste begrip van 2013. Tijdens het debatcafé in de Nieuwe Bibliotheek op 11-12-’13 ging een aantal bekende Almeerders over de inhoud ervan in debat met elkaar en het publiek. Wat betekent het voor ons?

Zorg in de buurt, welzijn, vrijwilligerswerk, Eigen Kracht, burgerparticipatie: het heeft er allemaal mee te maken, net als de ‘transitie in het sociaal domein’. De gemeente krijgt de komende jaren jeugdzorg en passend onderwijs, begeleiding en persoonlijke verzorging (vanuit de AWBZ naar de Wmo) en de uitvoering van de nieuwe Participatiewet als extra taken. Tegelijk is er 25% minder geld voor de uitvoering. Mensen moeten meer voor zichzelf zorgen. De vraag is: wie moeten er voor zichzelf zorgen? Veel mensen hebben nooit hulp van de gemeente nodig. Zij kunnen het best zelf. Is zelfredzaamheid de nieuwe participatie?

Koffiedik kijken
Den Haag maakt het er niet duidelijker op. Maar duidelijk is wel dat het ‘recht’ op zorg verdwijnt. Wethouder Ineke Smidt maakt zich zorgen: “We hebben nog geen wetten en nog geen ‘echte’ budgetten. Het is koffiedik kijken. We krijgen een enorme korting opgelegd, terwijl we wel allerlei knellende voorwaarden krijgen. Gemeenten zijn niet vrij om samen met burgers en organisaties te bepalen wat nu het beste antwoord is op de vraag.” Half december was desondanks de Kadernota sociaal domein ‘Doen wat nodig is’ klaar. Daarin beschrijft Almere hoe ze haar nieuwe taken slimmer, effectiever en dicht bij de mensen kan uitvoeren. Eind januari besluit de gemeenteraad daarover.

Hoe bepalend wordt het budget? Smidt: “Behoorlijk bepalend. Maar mensen die ondersteuning nodig hebben, krijgen dat. Zorg mag niet geweigerd worden omdat het geld op is. Als dat meer kost, dan is dat zo. Het probleem bij de Sociale Dienst is dat de wet- en regelgeving gigantisch knellend is. Er zijn strenge toegangsregels, er is strenge controle en er zijn heel veel eisen. Een bijkomend probleem is de werkloosheid en de hoge huren.”

Differentiëren en sturen
Nico van Duijn is raadslid van Leefbaar Almere en huisarts. Hij vindt dat “de raad lef moet tonen en aangeven welke burgers straks buiten de boot vallen.” Hij voegt daaraan toe: “Niet alle mensen zijn hetzelfde. Je zult moeten differentiëren. 80% kan op eigen kracht een heel eind komen. Zij doen geen of minder beroep op bijstand. 20% moet je duidelijk sturen. Uiteindelijk moet de gemeente daarover beslissen.” Bezuinigen vindt hij ‘een groot goed’, “want je bent gedwongen te kiezen, de flauwekul eruit te halen. Bij dit ontwerp is dat lastig, want het is geen ja/nee-discussie.”

Wethouder Smidt bedenkt liever slimme dingen om goede zorg te kunnen blijven bieden, ondanks die 25% korting. Efficiënt, goedkoop én effectief. In de wijken draaien al proefprojecten. Daaruit blijk dat hulpverleners veel meer informatie kunnen delen en mensen veel meer invloed kunnen uitoefenen op de hulp die ze krijgen. Smidt: “We proberen om de vraag van iemand zo helder mogelijk te krijgen en te kijken of de omgeving iets voor die persoon kan betekenen en wat de gemeente daarnaast nog kan doen ter ondersteuning. Als je echt praat met mensen en luistert naar wat er aan de hand is, zijn mensen veel tevredener. Dat blijkt wel uit de grote afname van het aantal klachten.” Na de zomer wil de gemeente wijkteams in gaan stellen, met een maatschappelijk en sociaal werker, een jeugdconsulent en een schuldhulpverlener.

Preventie en creativiteit
Directeur Han Jetten van De Schoor vindt ook dat je veel met creativiteit kunt oplossen, maar burgers niet kunt dwingen te participeren. “Je zult ze moeten verleiden. Zorg kan nooit een doel zijn, meedoen wel.” De heer Degenhart van Zorggroep Almere wil met investeren in ‘hulp aan de voorkant’ geld besparen aan de achterkant. Zo kun je met een hulp in de huishouding voorkomen dat iemand al vroeg naar een (duur) verpleeghuis moet.

Meer aandacht voor preventie dus? Degenhart: “Ja. Het is niet altijd hard te maken wat het resultaat is, maar ik ben overtuigd van het rendement. Als het ergens kan, kan het in Almere. Daar moeten we meer mee gaan experimenteren, samen met de stad, De Schoor en de Vrijwilligers en Mantelzorg Centrale Almere (VMCA).” Gemeentelijke projecten als ‘Sterk in de klas’ en ‘Oké op school’ werpen hun vruchten al af: er is 13% minder vraag naar jeugdzorg.
Volgens Jetten werkt een goed team ook preventief: “Maatschappelijk werk en opbouwwerk zijn kernfuncties. Maar het zal nog een hele kunst worden de wijkteams op een goede manier gevuld te krijgen. Stop niet bij ‘dit is je recht (niet)’, maar handel.”

Samenwerken en netwerken
Valt er nog meer te besparen? Bea van der Kraats, wijkwerker in Almere Poort: “Ja. Je maakt alleen andere keuzes. Je gaat veel meer met elkaar samenwerken. Zo weet ik ook waar mijn eigen grens ligt en wat ik bij de ander kan halen. De vragen zijn bijna nooit enkelvoudig, omdat mensen vaak lang wachten voor ze hulp zoeken. We hadden ze beter kunnen helpen als ze eerder waren gekomen. Mensen weten de weg nu wel beter te vinden. We willen wel snel duidelijkheid over de veranderingen. Mensen die om hulp vragen kun je niet beïnvloeden als je zelf geen duidelijkheid kunt geven.”

Uit onderzoek van Motivaction blijkt dat tweederde van de Nederlanders snapt dat participatie nodig is en ook wil bijdragen, maar niet weet hoe. Raoul de Leeuw van initiatiefgroep Burgerparticipatie Almere weet: “Je hebt een netwerk nodig en moet verbinding zoeken met bestaande platforms. Die kunnen daar een grote rol in spelen.” De VMCA gaat daarom naar plekken waar mensen al bij elkaar komen, zoals buurthuizen. Zo komen vrijwilligers sneller in aanraking met wijkverpleegkundigen en andersom. Jolien van Hoek van de VMCA: “Als ze elkaar kennen gaat het makkelijker. Zo kunnen we nog veel positiefs bereiken. We hebben nog niet het onderste uit de kan gehaald.”

Mantelzorgers en contactvrijwilligers
Mantelzorgers vragen niet snel om hulp en dragen nu al bij aan de participatiesamenleving. Van Hoek: “Mantelzorg is zwaar, maar geeft veel voldoening. We moeten ons wel zorgen maken over de toenemende groep zwaarbelaste mantelzorgers. Want ook die worden steeds ouder. Denk aan mensen die zorgen voor hun dementerende partner.” Jetten reageert: “In een ideale participatiesamenleving zorg je ook voor het ontlasten van mantelzorgers. Het gaat immers om meedoen voor iedereen.” Van Hoek: “Het is heel goed dat het sociaal netwerk steeds belangrijker wordt. Je kunt dan met veel meer mensen voor elkaar zorgen. Maar dat moet je wel organiseren.” In Waterwijk experimenteren ze intussen met buurtbewoners die als contactvrijwilliger het eerste aanspreekpunt zijn in de buurt. Hij of zij kan dan zorgen dat je bij de juiste persoon terechtkomt als je iets wilt of nodig hebt.

Jetten merkt op: “Burgers moeten er zelf wel de lol van inzien: ze zijn er niet per definitie om het gat te vullen dat de overheid laat vallen. Een wijknetwerk is goed, maar soms moet je iets organiseren op een hoger niveau. De wijk is niet heilig, zeker als het gaat om specialistische zorg.” De Leeuw waarschuwt: “Als bewoners iets willen, luistert de gemeente wel, maar als de gemeente iets wil, moeten bewoners ook mee kunnen denken en beslissen. De gemeente is qua structuur vrij goed, maar als bewoner krijg je nauwelijks je vinger tussen lopend beleid. Als het vertrouwen eenmaal weg is, krijg je ze heel moeilijk weer in beweging.”

Bernadet Timmer

donderdag 21 maart 2013

Zelfredzaamheid zonder elektriciteit


Zaterdag 23 maart, vanaf 20.30 uur, gaan alle lichten uit. Tenminste, dat is het doel van Earth Hour, een wereldwijd project dat zoveel mogelijk mensen vraagt op dat moment een uur lang de lichten te doven 'voor het milieu'. Maar wat als zo'n energiestop niet gepland is?
 
Het licht valt uit, de verwarming doet het niet meer, liften en verkeerslichten stoppen ermee en vrieskisten ontdooien. Kou, ongelukken en criminaliteit dreigen. De uitval van elektriciteit is regelmatig onderwerp van gesprek, zowel bij crisisoefeningen als in de praktijk. Zeker als het allemaal wat langer duurt. Hoe gaan wij daarmee om?

Volgens Maaike Bok, van de afdeling Crisisbeheersing bij netbeheerder Liander, is “uitval van elektriciteit een reëel risico met een zeer grote impact.” Flevoland als Gooi en Vechtstreek (Utrecht heeft een andere netbeheerder) hebben daarom een conceptconvenant getekend met Liander waarin afspraken staan over het delen van kennis, de inzet van liaisons en het opleiden, trainen en oefenen voor crisissituaties.
Er is een incidentbestrijdingsplan gemaakt en binnenkort volgen er plannen voor de aanpak van incidenten op het gebied van gas, drinkwater, ICT en communicatie. 

Netbeheer
Productie & levering en Transport zijn gescheiden in de energiewereld. Zo is Gasunie de landelijke beheerder van het gasnet en Tennet de landelijke beheerder van het elektriciteitsnet. Het netbeheer is regionaal verdeeld, maar valt niet geheel samen met de Veiligheidsregio’s. Zo is Enexis beheerder in de Noordoostpolder en op Urk en vallen Zuidelijk Flevoland en Gooi en Vechtstreek onder Liander. In Utrecht regelt Stedin (voorheen Eneco) het netbeheer.

Het Nederlandse netwerk draait op 50 Hertz, om problemen in de frequentie en stroomleverantie te voorkomen. De stroomvoorziening kan falen door diverse oorzaken. Het kan de natuur zijn (blikseminslag, overstromingen), een technische storing, menselijk falen, slijtage, opzet of overbelasting, waarbij opvang binnen het Europese net niet meer mogelijk is.
“De meeste stroomstoringen worden veroorzaakt door graafschades bij werkzaamheden”, zegt Bok. Overigens: “In Nederland hebben we ongeveer 23 minuten stroomuitval per persoon per jaar. Dat is vergeleken met andere landen erg weinig.”

Impact
De impact van een stroomstoring is groot, zowel in het bron- als in het effectgebied. Naarmate die langer duurt, treden ook keteneffecten op. Zoals verlies van dataverkeer, openbaar vervoer, de verkeersvoorzieningen en op de lange duur ook de drinkwatervoorziening. Het is maatschappelijk ontwrichtend, niet alleen in de beleving van de bevolking, maar ook voor de economie. De crisisorganisatie van Alliander kent drie 'crisisfasen':
  1. Normaal: van korte duur en klein in omvang. Oplossing: een storingsmonteur.
  2. Ernstig: langdurig, regionaal en met veel media-aandacht. Naast monteurs worden ook liaisons ingezet om de crisisteams te ondersteunen.
  3. Crisis: langdurig, bovenregionaal, met ernstige gevolgen. Er komt een speciaal crisisteam met directeur.
De elektriciteitssector is zelf niet verantwoordelijk voor het leveren van noodstroomvoorzieningen, maar kan wel helpen bij het leggen van de juiste contacten. Uit oefeningen blijkt dat we als hulpverleners nog steeds worstelen met het begrip ‘eigen verantwoordelijkheid’. Welke handelingsperspectieven kun je bieden, als mensen langer dan 24 uur in de kou zitten? Hoe ga je om met de minder zelfredzamen? Hoe ziet hun sociale omgeving er eigenlijk uit? Hoe rekbaar is de zorgplicht van de buren? Een interessant thema voor de volgende multidisciplinaire oefening….

Bernadet Timmer

woensdag 16 januari 2013

Nieuwe armen

Sinds Sascha Meyer het boek ‘De nieuwe arme’ schreef, is de aandacht voor armoede in ons land enorm toegenomen. Eind vorig jaar is er zelfs een complete themaweek aan gewijd. Maar wat is armoede in Nederland? En hoe groot is de impact van armoede op je leven? In de nieuwe bibliotheek in Almere was daarover een stevig debat in het maandelijkse ‘Debatcafé’, met (schuld)hulpverleners, (nieuwe) armen en Sascha Meyer.

Mag je wel spreken over armoede in Nederland? Ons land behoort immers tot de meest welvarende landen ter wereld. Een senior in het gezelschap zegt dan ook: “In de jaren ’50 was iedereen arm vergeleken met nu. We hebben het heel erg goed met z’n allen momenteel. Individueel zijn er misschien veel moeilijkheden, maar daar zijn allemaal instanties voor.”

En toch moeten ook nu veel meer mensen rondkomen met veel minder. Mensen die hun huis moeten verkopen, mensen die hun baan verliezen, mensen die net zijn afgestudeerd, mensen in de ww, aow en bijstand. Almere heeft een hoger aantal bijstandsuitkeringsgerechtigden dan gemiddeld in Nederland. Wat is hier aan de hand?

Voor sommigen is het een opeenstapeling van problemen: “Ik woon samen met mijn chronisch zieke grootmoeder en ik ben bang dat wij ons binnenkort moeten aanmelden bij de Voedselbank. Het feit dat het zo ver kan komen, is best wel eng. Zeker nu er zoveel subsidies voor medicijnen geschrapt worden. Het is zo’n grote verandering in je leven.”
Anderen weigeren pertinent aan de bel te trekken bij de hulpverlening, al zitten ze onder de armoedegrens van 1.000 euro per maand: “Wat mij weerhoudt van de Voedselbank is de voorwaarde dat ik een officiële hulpverlener moet hebben. Armoede is vooral de hoek waarin je vrijheden kwijtraakt. Er zijn heel veel mensen die zich het recht verschaffen zich met jouw leven te bemoeien. Ik moet eerst een slachtoffer worden voor ik weer mag gaan bloeien.”
Voedselbank of VoedselloketWaarom moet je hulpverlening accepteren om toegang te krijgen tot de Voedselbank? Jitske Steendam van het Voedselloket Almere: “Almere heeft sinds 2005 een Voedselloket. Wij willen geen Voedselbank zijn. We willen dat mensen zelfstandig zijn, dat het tijdelijk is. Daarom moet je ook hulp accepteren. Want als je bij ons aanklopt, dan is er een probleem. En hulpverleners die bij ons aangesloten zijn, kunnen je helpen dat probleem op te lossen.”

Het voedselpakket van de Voedselbank is een aanvulling, geen volledig pakket. En wat je krijgt is per Voedselbank verschillend. Bij het Voedselloket kun je zelf kiezen. Het is een winkel, waar je binnen een bepaald budget zelf dingen kunt kopen.
Ook Arnold de Rooy, maatschappelijk werker voor praktische en psychosociale hulpverlening, vindt het goed dat mensen proberen zelf hun weg te vinden. “Mensen hebben op een gegeven moment de creativiteit niet meer om anders met de situatie om te gaan. Maar als ze aankloppen bij hulpverleners blijkt dat er heel veel dingen wél mogelijk zijn. Er heerst nog een groot taboe op het vragen van hulp bij armoede.”
Sascha Meyer kwam zelf per 1 april 2012 naar de Voedselbank, nadat haar ex geen alimentatie meer kon betalen omdat hij zelf in de schulden zat en ze moest leven van de WW na haar ontslag. Ze leed een inkomensverlies van 40% en hield niet genoeg over om van te leven na aftrek van de vaste lasten. Een vreemde situatie, want ze woonde in een welgestelde buurt: “Ik vroeg me af; hoe arm moet ik eruitzien? Moet ik nu wel of geen lippenstift opdoen als ik naar de Voedselbank ga?”

Zelf noemt Meyer het een kwestie van “gewoon even wennen”. Voor haar was het een zoektocht naar ‘hoe help ik mijzelf’. “Dit boek heeft mij nieuwe hoop gegeven dat het weer goed komt. Ik ben mezelf gaan herijken. We hebben geleerd onze eigen broek op te houden. Als dat niet meer kan, is dat moeilijk te erkennen. Je kent het verhaal achter al die mooie voordeuren niet. Er zijn zo veel factoren die deze situatie kunnen veroorzaken.”

Sociaal perspectief
Wie heeft het het moeilijkst? De oude of de nieuwe arme? Het vooruitzicht van armoede gaat niemand in de koude kleren zitten, zoals bij deze ‘werkloze herintreder’: “Het grijpt mij aan dat ik tot aan mijn dood in de bijstand zal zitten.” De nieuwe armen zijn het bovendien niet gewend, al hebben ze misschien bij hun ouders wel gezien dat eten niet werd weggegooid en dezelfde spullen jarenlang werden gebruikt. Ze hadden nooit gedacht dat ze in deze situatie zouden belanden. Ze schamen zich. Meyer: “Hun eigenwaarde is heel ver weg. Mensen zitten in een spagaat. Je hoort er niet meer bij. Je hoeft nergens aan mee te doen, maar voordat je tegen je omgeving zegt dat je er geen geld meer voor hebt, dat duurt wel even. Het gaat niet om geld, maar dat je met jezelf kunt leven. Wat een ander daar ook van zegt of vindt.”
Sterker nog: “We zijn gehersenspoeld en houden iedereen op zijn plek door meteen een waardeoordeel uit te spreken. Ook ik denk eerst bij het zien van een grote auto bij de Voedselbank: ‘Goh, waar doet ‘ie het van?’. Je krijgt een soort klassenstrijd: wie is de allerarmste? Ik oordeel nu minder snel. Iedereen oordeelt vanuit zijn eigen perspectief.”

De nieuwe arme moet dus ontzettend kunnen relativeren? Meyer: “Ik denk niet na over de komende drie maanden. Verder dan morgen gaan mijn gedachten niet. Blijf dikke vrienden met jezelf en laat je eigenwaarde niet afhangen van je bankrekening.”
De meningen zijn verdeeld: “Armoede is niet het probleem, het is een gevolg. Het is een maatschappelijk probleem; wij kijken niet meer naar elkaar om. Daar moeten we iets aan doen. We kunnen leren van andere culturen. Kom bij elkaar, kijk wat een ander nodig heeft.” En: “De term ‘nieuwe arme’ staat me tegen. Wat mij betreft bestaan er alleen armen van korte en lange duur. Een van de sleutels tot de oplossing is dat je accepteert dat je niet kunt doen wat een ander doet. Voor armen van korte duur is er het Voedselloket, om mensen te helpen hun leven weer op de rit te krijgen en niet meer in paniek te leven.”

De rol van de overheid
Sommigen beschouwen wettelijke toeslagen als een recht. Dat is geen goedhartigheid. Denk aan studiefinanciering, de hypotheekrenteaftrek, een aanvulling op de woonlasten, subsidie voor sport, et cetera. Moeten we mensen beter informeren over die voorzieningen? Of helpt het meer om afspraken te maken met bijvoorbeeld werkgevers, om meer mensen aan het werk te krijgen en te houden? Steendam: “De politiek moet zich bewust zin van de gidsfunctie die ze heeft.”

At Kasbergen van het PvdA-Ombudsteam in Almere: “De overheid zorgt voor een vangnet, maar dat neemt niet weg dat er altijd mensen zijn die tekort komen. Daar zijn extra maatregelen voor. Maar de overheid moet ook keuzes maken. Dat kan niet voor ieder individu afzonderlijk.” Ook volgens De Rooy  is het een idée fixe om te denken dat je ooit een norm zult vinden waarbij iedereen genoeg heeft. “Er zal altijd een groep blijven die niet rond kan komen.”
Alex Boonstra is werkzaam bij Stichting de Schoor en bestuurslid van het Jeugdcultuurfonds Almere. Dat fonds helpt kinderen bij het deelnemen aan sport en cultuur. “Dat geeft ze eigenwaarde. Nu zijn het 200 kinderen per jaar, maar er komen er ruim 7.000 in aanmerking. Die hebben echter nog geen aanvraag gedaan.”

Is het schadelijk als je niet naar een clubje kan? Boonstra: “Geen van mijn vriendjes ging vroeger op vakantie; ik ook niet. Maar tegenwoordig is dat anders.” Het fonds bepaalt niet waar ouders hun kinderen naar toe sturen. Het geld gaat rechtstreeks naar muziekscholen en sportclubs. Hoe selecteren ze de kinderen die hiervoor in aanmerking komen? “We proberen te voorkomen dat we moeten kiezen. We selecteren nu op basis van inkomen. Een volgende mogelijkheid is leeftijd of datgene wat kinderen en hun ouders zelf (al) kunnen doen.” Iemand suggereert dat clubs zelf plaatsen kunnen scheppen door de lidmaatschappen iets te verhogen voor betalende leden. Kasbergen: “Eigenlijk moet het van de clubs zelf uitgaan: hebben zij plekken vrij, dan kunnen ze die ook gratis ter beschikking stellen. Dat zou niet eens vanuit de overheid moeten komen.”

Hot item
De problemen van toen zijn blijkbaar anders dan die van nu. Het vooroordeel was altijd; ‘het zullen wel bijstandsmoeders of allochtonen zijn’. Maar de mensen die nu bij de Voedselbank aankloppen, behoren vaak tot een heel andere categorie. Iemand reageert: “Armoede los je niet op. Je moet mensen wel proberen tools te geven om eruit te komen. En daar moet je aan blijven werken. Armoede is niet iets van nu, het is iets van alle tijden.” Boonstra: “Wat bij kinderen speelt, speelt bij ouderen ook.” Steendam: “De winst van dit verhaal is dat wij het hebben over de armen. Het is nu een hot item geworden.” De Rooy: “Ik hoop dat mensen toch hun koudwatervrees overwinnen en met ons in contact treden.”
Uit onderzoek blijkt dat dertig procent van de mensen die nu bij de Voedselbank zitten, depressief en/of suïcidaal is. Volgens Meyer gaan er dan ook nog heel veel harde klappen vallen. Is de boodschap wel groot genoeg, of moeten we er veel meer aan doen? “Dat ik als debutant zoveel aandacht krijg is al heel bijzonder. Dit is een begin. Het gaat doorrollen.”

Bernadet Timmer