dinsdag 15 december 2015

Gemeente zoekt duurzame investeerders





Gemeente zoekt duurzame investeerders


Almere wil een energieneutrale stad worden met een gezonde, ouder wordende populatie. Omdat we ook de huizen in het oudste deel van de stad, Almere Haven, moeten renoveren, is dit een uitstekende businesscase voor een duurzaam fonds.
Het probleem is dat we de renovatie financieren met toekomstige besparingen. Maar de olieprijs en de rente zijn laag. Hoe maken we hier op z’n minst een budgetneutraal project van? En hoe krijgen we onze partners geïnteresseerd?


Eugenio Leanza, werkzaam voor de Europese Investeringsbank, is hoofd van de ‘Joint European Support for Sustainable Investment in City Areas Task Force’ (JESSICA). Die creëert ‘transformatieve’ fondsen voor duurzame investeringen. Leanza bezocht Almere op 10 december en adviseerde een groep gemeenteambtenaren, TNO-specialisten, provincieadviseurs, een woningbouwcorporatie en wethouder René Peeters. De ideeën gaan we eerst gebruiken voor de renovatie van Almere Haven.


Stadscentrum versus buitengebied
Europese steden zijn niet langer werkplaatsen, omdat ze de productie naar lagelonenlanden hebben verplaatst. De hoeveelheid verhandelbare goederen, de rol van de politiek en de centrale banken is verkleind en de rol van financiële dienstverlening en consumptie vergroot. Onze groeiende schuldenlast helpt ons daarbij niet. Leanza: “Sinds 2007 zien we dingen die we daarvoor nog nooit gezien hebben. De crisis was eerst gekoppeld aan stedelijke problemen met banken en huisvesting. Die gaven waarde aan grond. De waarde van het goed was altijd groter dan de risico’s. Dat is nu niet meer het geval.”


De autoriteiten verlaagden de rente en probeerden de kosten van arbeid terug te dringen. Effect: de stadscentra kregen meer geld en het buitengebied minder. “De private sector heeft geen geld om de leningen terug te betalen. De bankensector financiert de belangrijke innovaties niet; ze hebben zelfs te lijden onder financiële en technologische innovaties. We hebben nieuwe manieren nodig om hiernaar te kijken; een plek waar we onze kennis kunnen centraliseren en een plan om deze transformatie te beheren. We moeten vraag creëren; bijvoorbeeld met een duurzaam ‘revolverend’ fonds, om het te versnellen.”

Duurzame investeringen

De afgelopen jaren heeft het Europees Parlement om langetermijninvesteringen gevraagd. De (subsidie)bedragen daarvoor kunnen oplopen tot 70 miljoen euro, tegen zeer lage kosten per hoofd van de bevolking. 30% van deze investeringen wordt gedaan door durfinvesteerders in zeer innovatieve projecten. In 2006 begon het EIB met stedelijke fondsen. Deelnemende landen en regio’s konden revolverende fondsen creëren met Europees geld. JESSICA deed een aantal experimenten en creëerde 45 fondsen.

Leanza werkt aan investeringen in landelijke gebieden en ziet kansen voor Almere: “Mensen verlaten de drukke stedelijke knooppunten, waardoor de schulden toenemen. Jullie hebben je land gewonnen uit zee; vruchtbaar land, met veel ruimte en goedkope arbeidskrachten.” Hij vindt dat we stedelijke investeringen nodig hebben om de ‘quasi-publieke’ sector te helpen. “Dit gaat niet over geld uitgeven. Dit gaat over hoe je je investeringen terug kan laten vloeien naar je stad. We moeten de toestroom van natuurlijk, menselijk, financieel, technisch en ruimtelijk kapitaal direct managen. Het nationale niveau kantelt steeds meer ten gunste van het regionale en zelfs lokale niveau. Er is een groeiende vraag uit de gemeenschap, waar we nu niet aan kunnen voldoen.”


Stedelijk beheer
Zo wordt de vraag naar ruimte en (nieuwe) woningen compleet anders. En dat is ook van invloed op onze werkzaamheden, onze beroepen. Wat hebben we daar tot nu toe mee gedaan? Leanza: “De overheid is verlamd, ze weet niet wat ze moet doen. We moeten onze productiviteit niet meten op basis van de input, maar op het resultaat van onze voorraad menselijk, technologisch en ruimtelijk kapitaal. Als je de beheerkosten van de stad zo laag mogelijk houdt, heb je geld om je voorraadmanagement te integreren in de stad.” Kortom: “We moeten leren hoe we dit kunnen beheren. De stad moet de vrijheid krijgen om actie te ondernemen om het systeem weer aan de praat te krijgen. Het idee is dat het fonds de arbeidsmarkt veerkracht geeft zonder bureaucratische grenzen zoals functionaliteitseisen of grondprijzen. Een goede beheerder heeft oog voor werk en grondprijzen en zorgt voor de relatie met de private sector.”


De basis van onze infrastructuurplannen is de behoefte van anderen. De bevolking vergrijst, dus denk aan levensloopbestendige woningen, met domotica, sensoren en energiezuinige technologie. Leanza: “Als je op de goede manier investeert, creëer je niet veel schulden. Probeer de menselijke verdiensten te verhogen en de beheerkosten te verlagen. Zorg ervoor dat de opbrengsten in je eigen economie terugvloeien. De private sector kan geen parallelle munteenheid financieren, maar we hebben een duurzame geldstroom nodig die mensen niet in een matras kunnen stoppen of wegsluizen naar het buitenland. Een circulaire economie moet op maat gemaakt worden voor de lokale economie. Jullie moeten een manier vinden om het kapitaal hier te houden.”


Businesscase: Almere Haven
Terug naar Almere Haven: welke partijen hebben belang bij deze businesscase? Wie zitten er in de kopgroep? Pas als je de gewenste resultaten en het ‘what’s in it for me’ helder hebt, kun je de markt opgaan en er partijen bij betrekken. Zoals woningbouwcorporaties, het gemeentebestuur, projectontwikkelaars, inwoners, energiebedrijven, zorginstellingen, ondernemers en verzekeringsbedrijven. En wellicht private bedrijven, zoals een duurzame bank (Triodos of ASN). Houd er wel rekening mee dat onze plannen kunnen botsen met nationale wetten en regels. Wijzigingen op dat gebied kosten heel veel tijd.


Branding
Lossen we hiermee problemen op of verkopen we ideeën? Dat hangt ervan af met wie je praat. “Het belangrijkste is dat we allemaal gedreven zijn om het investeringsplan te steunen”, zegt Leanza. “Jullie moeten geloven in wat je doet. Communicatie en branding is heel belangrijk. Jullie zien jezelf nog niet als een ander werkgebied dan Amsterdam. ‘Betaalbare woningen voor Amsterdammers’ doet geen eer aan jullie volledige potentieel. Als je werkelijk waarde wilt toevoegen, gebruik dan bijvoorbeeld de Floriade. Anders blijf je altijd het kleine broertje. Zorg dat je zelf werkgelegenheid creëert. Als je investeringen wilt aantrekken, heb je een eigen identiteit nodig. Later kun je ook Flevoland en de Metropoolregio erbij betrekken.”


We moeten dus beter in beeld krijgen hoe we onszelf internationaal presenteren. “Het is geen probleem kapitaal aan te trekken; het probleem is het ontwikkelen van een strategie om investeerders aan te trekken.” Met een circulaire economie kunnen we dit ook bereiken; niet veel steden hebben die. “Je hebt een publiek/semi-privaat fonds nodig waar je op kunt bouwen. We moeten veel meer kennis vergaren van de ‘ondeelbare’ economie. Kennisinstituten zoals TNO en universiteiten kunnen ons helpen het idee te verkopen en problemen op te lossen. Denk aan open source technieken: watermanagement, innovatieve landbouw, energieneutraal bouwen, afval ‘upcyclen’. Dat kun je hier ontwikkelen.”
Bernadet Timmer



maandag 16 november 2015

Een gezonde stad is een groene stad



“In Almere heb je wel veel parken, maar niet veel belevingsgroen in de wijken. Veel mensen stappen in de auto en rijden er langs op weg naar werk, school of familie. We weten nog niet precies hoe de beste verdeling moet zijn. We denken dat een combinatie van belevingsgroen in de wijken en uitnodigende parken in de omgeving het beste is, waarbij ook activiteiten georganiseerd worden.”

Dinand Ekkel is lector Groene en vitale stad aan de CAH. Tijdens zijn opleiding als toegepast etholoog aan de Universiteit van Wageningen onderzocht hij hoe je het gedrag van dieren in gevangenschap kunt interpreteren. “Hoe groter het verschil tussen hoe we dieren houden en zijn oorspronkelijke biotoop, hoe groter de (gedrags)problemen van het dier.” Die kennis past hij nu toe op de ‘intensieve menshouderij’ in de steden.

De verwachting is dat 80% van de bevolking in grote stedelijke gebieden zal wonen in 2050. Ekkel wil weten hoe het gedrag van mensen in zo’n omgeving zal zijn en hoe we gedragsproblemen (preventief) kunnen aanpakken. Tijdens de Studium Generale van de Nieuwe Bibliotheek
op 29 oktober (georganiseerd door Windesheim Flevoland, CAH Vilentum Almere en de nieuwe bibliotheek) spraken hij en industrieel tuinontwerper Anke Wijnja van Bureau Fonkel over groen en gezondheid. Beiden werken aan een natuurlijke omgeving waarin de (stads)mens kan floreren.

Herstellend vermogen

Een aantal problemen is terug te voeren op onze biologie, aldus Ekkel. In de Westerse wereld wordt de gezondheid er niet beter op door roken, vet eten en weinig bewegen. “De levensduur stijgt, maar we krijgen eerder chronische ziektes door onze levensstijl. Ons gewicht neemt toe, waardoor we meer risico lopen op diabetes en hart- en vaatziekten.”

In 1984 bestudeerde Robert Ulrich de relatie tussen de groene leefomgeving, gezondheid en ons herstellend vermogen. Mensen die in het ziekenhuis lagen en uitzicht hadden op een groene omgeving herstelden sneller en hadden minder pijn en minder medicijnen nodig. Ulrich verklaarde dat effect met ‘biofilie’: mensen houden van een groene omgeving. Dat zou zowel evolutionair (de savanne als natuurlijke habitat) als mentaal bepaald zijn: groen eist geen aandacht of zelfdiscipline op, daarom kun je herstellen van vermoeidheid en stress.

Is groen in de stad dus gezond? Zowel Jolanda Maas uit Rotterdam, Kuo uit Chicago als Takano uit Tokio bogen zich over die vraag. Maas deed een ‘vitamine G’-studie en zag een sterke relatie tussen de (grote) mate van astma/COPD, depressie en diabetes en de (kleine) hoeveelheid groen in en om de leefomgeving van de doelgroep. Van den Berg en anderen onderzochten de effecten van spelen in het groen; dat nodigt veel meer uit tot creativiteit dan speeltoestellen.

Uitnodigend groen
Hoe kan het dan dat Almere de groenste stad van Nederland is, terwijl de inwoners gemiddeld minder gezond zijn dan in vergelijkbare steden? Almeerders zijn niet positief over hun gezondheid, noch over het groen in hun omgeving. Ze voelen zich vaak eenzaam en zijn minder fit dan de gemiddelde Nederlander. Dat blijkt uit onderzoek van het Kenniscentrum Groene en Vitale Stad. Bovendien heeft Almere de meeste kinderen met (ernstig) overgewicht. Volgens Ekkel is het is wel een groene stad, maar is het geen uitnodigend groen. “Voldoende groen lost het probleem van eenzaamheid of obesitas niet op. Het gaat om de combinatie van groen en activiteiten. Nodigt het groen uit om er activiteiten te organiseren of er aan deel te nemen? Daar waar de gemeente de gezondheid van mensen wil bevorderen, gaat het in negen van de tien gevallen om projectmatige, georganiseerde sportactiviteiten. Het gaat mij om mensen uitnodigen om zelf activiteiten in het groen te ontplooien.”

Dat is waar Anke Wijnja van Bureau Fonkel aan werkt. Zij ontwerpt speelplekken voor kinderen en ontmoetingsplekken voor ouderen. Na haar studie Industrieel ontwerpen aan de TU Delft leerde ze ontwerpen voor mensen. “Het belangrijkste is dat je welkom bent. Dat kun je deels doen door inrichting. Bijvoorbeeld door bankjes te plaatsen op de route.”
In de jaren ’90 kwam slechts 10% van de mensen met dementie in een zorginstelling buiten; een half uur per jaar. In Amerika en Engeland werd toen geëxperimenteerd met ‘healing gardens’. Vanaf 2001 past Wijnja de ideeën in Nederland toe. Ze keek naar de ergonomie van ouderen (slechter zicht, moeilijker ter been) en omgevingspsychologie; wat hebben ze precies, wat weten en kunnen ze nog? “Ook mensen met dementie kunnen vaak meer dan we denken.”

Zintuigelijke prikkels

Hoe ziet een ‘dementievriendelijke tuin’ eruit? “Het moeten tuinen zijn waar mensen zelfstandig in mogen, zodat er geen verzorgers nodig zijn voor de begeleiding.” In plaats van het gebruikelijke grasveld met (slecht begaanbaar) pad ontwerpt ze tuinen met bloemen en bankjes, klein en beschermd. Hier kunnen de ouderen wandelen, zitten, voelen, ruiken en plukken. “Mijn uitgangspunt is dat de tuin hun belangrijkste contact is met de buitenwereld. Ze kunnen lekker in de tuin verblijven op een groot terras of op individuele, rustige plekken. Er zijn veel zintuigelijke prikkels: elk seizoen is er iets anders te horen, voelen, ruiken en proeven.” Naast planten zijn er ook dieren, zoals vlinders en vogels. En herkenbare elementen zoals oude boerengereedschappen, een bietenmachine of melkbussen.

Ook paden zijn heel belangrijk. “Een ommetje lopen, bewegen, helpt dementie te remmen.” Wijnja ontwierp een struinroute, waterelementen en een doe-tuin; een tuinwerkplek met verhoogde bakken waar ze onder begeleiding planten zaaien, verzorgen en oogsten, met bessenstruiken, groente, fruitboompjes en kruiden. De nieuwste ontwikkeling is een bewegingstuin, met speeltoestellen voor ouderen. “Het nadeel is dat de meeste toestellen alleen onder begeleiding gebruikt kunnen worden.”

Sociale beweging

Het sociale is een heel belangrijk element van een tuin. Bewegingselementen kunnen helpen. Zo kun je in groepen of met kinderen samen bewegen en spelen. “Mensen gaan sneller op bezoek als er zo’n buitenruimte is. Dit kan ook met scholen en buurtbewoners. De hoeveelheid actie is onder meer afhankelijk van de begeleiding, het weer, de bezoekers en (georganiseerde) activiteiten in de tuin.” Overigens kun je binnen vergelijkbare effecten bereiken met een aquarium of een serre, als je vanwege kou, wind of regen niet naar buiten kunt.

Moeten we het leven buiten de stad stimuleren om mensen het groen in te krijgen? Ekkel: “Ik denk dat het een onbegonnen missie is om de trek naar de stad tegen te gaan. Want het idee is ‘in de stad, daar gebeurt het’. In de steden moet het wel makkelijk(er) zijn om snel in contact te komen met groen, al dan niet gecombineerd met activiteiten. Almeerders hebben (nog) geen plekken in Almere waar ze van nature samen heengaan om te recreëren. In Almere was het groen er eerder dan de stad en de meeste inwoners zijn nog niet geworteld.”

Je kunt mensen wel stimuleren meer naar buiten te gaan. Anke: “Zorg voor gebieden met een plezierige kleinschaligheid, met een menselijke maat. Het is een verschil of je alleen maar kijkgroen hebt of dat je er echt ín kunt zijn. Er werd altijd veel gewerkt met een beperkt plantenbestand, waardoor alle wijken er uniform uitzien. Als je wilt zorgen voor eigenheid en herkenbaarheid van een wijk of buurt, kun je daar beter mee differentiëren. Dat draagt ook bij aan de sociale cohesie en stimuleert mensen er zelf mee aan de slag te gaan.”

Bernadet Timmer

zaterdag 31 oktober 2015

“Nederland krijgt veel te weinig Chinese investeringen”


“Nederland krijgt veel te weinig Chinese investeringen”

Als China stampt, trilt de wereld. Zijn de ontwikkelingen in dit grote land iets om te vrezen of om te omarmen? Drie ‘Chinakenners’ bogen zich over het fenomeen in de Nieuwe Bibliotheek in Almere Stad tijdens het Kenniscafé op 22 oktober: Henk Vaandrager, lector China Economics, Brechtje Spreeuwers, sinologe en stedenbouwkundige MLA+ Rotterdam en Frank Pieke,
hoogleraar Moderne China Studies aan de Universiteit Leiden.

“Elke keer als ik over China praat, moet ik eerst de vooroordelen en angsten wegnemen. Waarom zijn we zo bang voor China en zien we het als één organisme dat ons bedreigt?”, vraagt Pieke zich af. Volgens hem is dat omdat China voor ons gevoel heel ver weg ligt en alles er ‘anders’ is. In de 17de en 18de eeuw was het een ‘eeuwige beschaving’, getuige de luxe kwaliteitsgoederen (zijde, keramiek, meubels) met een exotisch tintje. In de 19de eeuw zagen we het als een arm land, dat gered kon worden door het christelijke Westen. In de 20ste eeuw werd het het ‘gele gevaar’ waartegen we ons moesten wapenen. “En nu vinden we China zowel een bedreiging als een sterk land dat je wel moet bewonderen om zijn snelle ontwikkeling.”

Volgens Vaandrager biedt China een heel duaal beeld: “Het laat een enorme economische groei zien, maar ze zijn nog een opkomende markt op de aandelenbeurs.” De grote aandelen gaan vooral via de beurs van Hongkong; de deelnemende bedrijven zijn bekend. In Shanghai en Shenzhen gaat het meer om lokale handel en zijn de bedrijven minder transparant. “Chinezen kopen wel buitenlandse bedrijven, maar dat zijn er maar een paar. Hun economische groeitempo heeft veel meer impact op onze economie dan hun aankopen.”

Investeringen

Pieke vult aan: “Er is niet één grote strategie van China om de wereld over te nemen. Ik denk juist dat we in Nederland veel te weinig Chinese investeringen krijgen. Chinezen kopen liever een Duits of een Amerikaans bedrijf. Hun investeringen in grondstofproducerende landen zijn nog veel hoger.” Spreeuwers kan dat bevestigen: zij deed onderzoek naar Chinese invloeden op Afrikaanse steden. “China investeert heel veel in Afrika. Zo is er een ‘Beijing Road’ in Nairobi. Ze bouwen ook appartementen met kleine kamers, terwijl Afrikanen grote kamers gewend zijn. Toch wonen ze graag in de nieuwe huizen, omdat dat voelt als vooruitgang.”

China is heel erg belangrijk voor onze economie, maar wij zijn niet belangrijk voor die van hen. Vaandrager: “Voor China is Nederland een Duitse provincie. Duitsland exporteert veel naar China: er hangen 50.000 arbeidsplaatsen aan vast.” Nederland importeert vooral veel uit China, van telefoons en spijkerbroeken tot speelgoed. “Alles is heel hiërarchisch geregeld en persoonlijke relaties zijn belangrijk”, weet Spreeuwers. Zo vond president Xi JinPing dat er teveel ‘crazy architecture’ gebouwd werd in China, met name door buitenlandse ontwerpers. Daarom huren stedenbouwers nu zowel Westerse als Chinese architecten in. De Westerse voor de kwaliteit en de Chinese voor de regelgeving en contacten.

De onstuimige economische groei mag dan afnemen, toch gaat het nog om ruim 5% groei. Daarmee volgt China in de voetsporen van Japan en Zuid-Korea. “China is nu op tweederde van dat pad”, zegt Vaandrager. “Als het zich zo blijft ontwikkelen, wordt het de grootste economie ter wereld.” Hij zet wel vraagtekens bij het precieze percentage groei: “6,9% wordt gepubliceerd door de Chinese overheid, want ze willen geen sociale onrust. In de markt zijn er echter niet veel mensen die dat geloven.”

Infrastructuur
Zijn ze desondanks een geduchte concurrent van Europa? Vaandrager: “Chinezen zijn goed in het maken van dingen, maar ik vraag me af of je in een samenleving die zo strak georganiseerd wordt innovatief kunt zijn.” China heeft wel het voordeel dat ze enorme sprongen kan maken met mobiele technologie; ze is niet gebonden aan een oude, vaste infrastructuur. Spreeuwers kent daarover een Chinees mopje: “Waarom lezen al die mensen in Europa boeken in de metro? Omdat ze geen wifi kunnen betalen in de tunnels.”

China probeert minder afhankelijk te zijn van export en overheidsinvesteringen. De overheid heeft nu al haar hoop gevestigd op de Chinese consument. De keerzijde is stijgende lonen; negatief voor de export. Vaandrager: “Je verdient nu nog wel iets aan arbeidskosten, maar daar komen de transportkosten bovenop.” Ook de huizenprijzen in de grote steden stijgen, waardoor werknemers wel meer móeten verdienen. “De goede mensen zijn heel duur en we hebben moeite goede mensen te vinden”, beaamt Spreeuwers.

De ‘harde’ kant van de stad is geregeld: de overheid zorgt voor alle benodigde infrastructuur, van riolering tot woningen en wegen. De grote steden groeien snel en hebben miljoenen inwoners. Spreeuwers: “Dat levert niet automatisch de beste kwaliteit op voor de leefomgeving.” Er is veel luchtvervuiling en leegstand. “Veel mensen zien het kopen van een huis als een investering. Maar ze gaan er zelf niet in wonen.” China heeft geen pensioenstelsel; hooguit een paar verzekeringsmaatschappijen die pensioenpakketten aanbieden. “Steeds meer Chinezen willen wat wij ook willen: groene parken, veilige oversteekplaatsen, hofjes, speeltuinen en mooie gevels.”

Medezeggenschap

Gaan ze daarvoor de straat op? Pieke: “Wij vinden dat een kapitalistische economie niet zonder liberale politiek kan; de rijke middenklasse wil alleen belasting betalen als ze ook medezeggenschap krijgt. Maar in China hoeft dat niet samen te gaan. Het is geen liberale meerpartijendemocratie. De middenklasse, maar ook de nieuwe rijken willen een goed, verantwoord bestuur, dat een efficiënte infrastructuur kan leveren. China is niet corrupter dan veel Westerse landen; belangen van bedrijven en arme mensen worden wel degelijk gediend, maar niet op onze democratische wijze.”

De Communistische Partij is dan ook geen politieke partij zoals wij die kennen: het bestaat uit 85 miljoen leden en elk jaar melden zich 20 miljoen mensen aan. De verenigingen, belangenorganisaties en pressiegroepen die er zijn, houden zich vaak niet met beleidsvorming bezig, maar willen specifieke sectorale belangen dienen. Zoals behoud van landbouwgrond. Pieke: “De Communistische Partij heeft nu zelf een ‘consultatieve democratie’ ingesteld om feedback te krijgen. Je hebt een nationaal volkscongres, de wetgevende macht die indirect gekozen is. Haar wetten worden door het parlement bekrachtigd. Een geleide democratie dus. De Communistische Partij zegt allang niet meer dat ongelijkheid slecht is. Ze noemt het een ‘socialistische markteconomie’, geen kapitalisme.”

Er zijn negen partijen in China: de Communistische Partij en acht democratische partijen, die verenigd zijn in één organisatie: het Verenigd Front, geleid door de Communistische Partij. “Dus politiek-bestuurlijk kun je niets bereiken zonder de Communistische Partij. Als je wat groter wordt als ondernemer kun je niet om de politieke bescherming van die partij heen”, zegt Pieke. Over de invloed van het bezoek van de koning kan hij kort zijn: “Het maakt geen bal uit wat je zegt over mensenrechten, omdat het geen enkel verschil maakt voor hoe China ermee omgaat. Het is meer voor ons dan voor de mensen waar we over praten. We moeten aanvaarden dat in andere landen andere manieren zijn om een land te besturen.”

Stabiliteit

Toch vindt Pieke dit “een van de meest efficiënte en flexibele bestuurssystemen die ik ken”. “Ze hoeven zich niet waar te maken als politicus, want ze hoeven niet verkozen te worden. Dat kan ook betekenen dat er autoritair en hardhandig wordt opgetreden. Er lijkt de laatste jaren steeds meer een obsessie te bestaan voor de handhaving van de sociale stabiliteit, die bedreigd wordt door opstandige Oeigoeren, corrupte ambtenaren en stakende boeren. Hoe strenger ze zijn, hoe meer bedreigingen van de stabiliteit.” Internationaal is handel de stabiliserende factor, waarbij bevriende landen door China zo nu en dan beloond worden met leasepanda’s om de band te verstevigen. Vaandrager: “Het maakt de wereld veiliger dat Amerika een grote afzetmarkt is van China; ze zijn totaal van elkaar afhankelijk.”

Bernadet Timmer

maandag 26 oktober 2015

De mensheid versus de Nederlandse staat


Almere wil in 2022 energieneutraal zijn. Wat als ze dat niet haalt? Vandaag een verhaal over het recht op een schoon milieu. Met 900 mede-eisers behaalde Urgenda op 24 juni 2015 een overwinning op de Nederlandse staat met de Klimaatzaak: 25% CO2 reduceren in 2020, ten opzichte van 1990. Nu gaat de staat in beroep; wat doet directeur Urgenda Marjan Minnesma? Tijdens het Festival der Vooruitgang van De Correspondent in Felix Meritis sprak zij over nut en noodzaak.

Minnesma begint met de urgentie. “We lopen gevaar, de overheid moet haar burgers beschermen tegen de gevaren van klimaatverandering. We kunnen eigenlijk niet meer dan 1,5 ºC structurele temperatuurstijging accepteren, maar 2 ºC wordt als norm gehanteerd. Ook als we nu onmiddellijk met de CO2-uitstoot stoppen, duurt het nog zeker honderd jaar voor er een daling voelbaar is. Hoe langer we wachten, hoe langer het duurt. Als we zo doorgaan, kost het ons volgens het Stern-rapport meer dan 20% van het wereld-BNP. Ook de Rekenkamer heeft de gevolgen berekend; het kost ons ongeveer 1 miljard per jaar voor dijkenbouw en –versterking vanaf 2020. Terwijl we het moeten hebben over het dichtdraaien van de kraan.”

De oprichter van het Potsdam Institute for Climate Impact Research, Snellnhuber, zei: “Het verschil tussen 2 en 4 ºC opwarming is human civilisation”. Minnesma: “Van die 2 ºC zitten we gemiddeld al op 0,9. We hebben nu al een drie keer zo zware regenval, extreme stormen en droogte. 50% van de CO2 wordt opgenomen door de oceanen, die daardoor verzuren. Dit heeft grote effecten op het leven in de zee. Op een gegeven moment gaan we door grenzen heen die we niet meer terug kunnen draaien.”

“Je merkt maar weinig politieke urgentie”

Deze ecologische kanteling vertaalt zich ook in sociaal-maatschappelijke en economische veranderingen: “Er zal schaarste optreden van bepaalde producten, zoals koffie en cacao. Op waterschaarste volgt voedselschaarste en oorlog. Je krijgt steeds meer onrust door mensen die niet meer in hun eigen bestaan kunnen voorzien en wegtrekken. De chaos in de wereld bereikt ons ook. De gevolgen zie je nu al ontstaan op een aantal plekken, en toch merk je maar weinig politieke urgentie. Ik vind dat de media en de politici te terughoudend zijn.”

Adaptive optimism

Minnesma meent dat we leiden aan ‘adaptive optimism’: we denken dat we altijd wel een oplossing vinden. “Ik denk ook dat we heel veel kunnen doen, maar de essentie is snelheid. Het moet in twintig jaar. Dat komt niet alleen van de techniek; iedereen moet zijn schouders eronder zetten. Wat kunnen we doen met z’n allen? Het kan als je het wilt: we hebben het geld, de kennis en het personeel.” Ze schat in dat we hiervoor 1,5% van het BNP moeten investeren, “met z’n allen, niet alleen de overheid”.

Wat kunnen we doen om in 2020 die 25% te halen? “Er zijn ontzettend veel mogelijkheden die nu nog niet besproken zijn. Bijvoorbeeld door mest meteen om te zetten in biogas, de kolencentrales te sluiten en duurzame bronnen beter te benutten. Tweederde tot viervijfde van de fossiele brandstoffen moet in de grond blijven zitten als we onder de 2 ºC klimaatstijging willen blijven.” Ze ziet ook kansen in de beleggingswereld: “Langzaam trekken steeds meer bedrijven zich terug uit de fossiele brandstoffen. De bal begint te rollen.”

Onrechtmatige daad

Power to the people?
“Je kunt niet binnen twintig jaar om als de overheid niet meewerkt. We zijn eerst met een dialoog begonnen, maar de Nederlandse staat wilde niet vooroplopen. We hebben met 900 mensen de rechtszaak gevoerd, voor ons en voor de volgende generatie. Iedereen zei: ‘dat gaan ze nooit winnen’. Maar dit is gewoon civiel recht. Het is een onrechtmatige daad: niet handelen levert gevaarzetting op. 195 landen en de wetenschap zijn het hierover eens. Dat geldt voor geen enkel ander dossier. Er is grote kans op deze gevaarzetting, nog deze eeuw. De staat heeft een zorgplicht, maar het is een open norm. In dit geval heeft de staat zelf geaccepteerd dat 25 tot 40% CO2-reductie in 2020 nodig is. Zolang de rechtszaak voortduurt, moet de staat werken aan die 25%. Dus wij gaan die rechtszaak héél lang maken… Waarom ik dit doe? Ik weet dat het moet, en ik weet dat het kan.”

Omdat er meer nodig is dan tweetjes en likes, gaat Minnesma met medestanders van 1 tot en met 29 november naar Parijs lopen, waar de Klimaattop wordt gehouden (zie
www.TheClimateMiles.nl). Meelopen mag.

Bernadet Timmer

zaterdag 10 oktober 2015

De mythe van de markt




De mythe van de markt


In 2008, het jaar van de financiële crisis, lagen de financiële markten op de knieën om gered te worden door de overheid. Nu zijn de markten terug en krijgen we meningen. Politieke meningen. Wat bedoelen we nu eigenlijk als we het over markten hebben?


De arbeidsmarkt, de woningmarkt of de relatiemarkt: de markt is de kern, het hart van het economische verhaal. Tegelijk kunnen we ons er nauwelijks iets bij voorstellen. Koen Haegens, redacteur van de Groene Amsterdammer en schrijver van ‘De grootste show op aarde – De mythe van de Markt’, ging in op deze vraag tijdens het Festival der Vooruitgang van De Correspondent in het Amsterdamse Felix Meritis.


De beelden
Haegens: “Het is een marktparodie, de zorgmarkt is een klucht. Binnenkort mogen we ons weer door talloze pagina’s polisvoorwaarden van oligopolisten worstelen. Artsen moeten de rol van ondernemers vervullen. Er zijn 30.000 product-zorgcombinaties beschreven, die nu zijn vervangen door 4.400 DOT-producten; ‘DDC’s Op weg naar Transparantie’.” De beelden helpen niet. Je ziet vaak cijfers, beurshallen, grote computers in zwaarbewaakte datacenters, beurshandelaren in strakke pakken, bakken vol geld. Tijdens de crisisjaren zag je steeds vaker foto’s van mannen – bankmedewerkers? – met hun handen voor hun gezicht.


Welke rol speelt en speelde de markt? Drie dooddoeners:


  • Vrije markten zijn efficiënter.
    De zelfregulerende markt is in het echt nog nooit gerealiseerd. Een souk komt nog het meest in de buurt; hopeloos inefficiënt, mensen zijn veel te veel tijd en geld kwijt om het juiste en goede te vinden. Markten hebben betutteling nodig. Hoe efficiënter een markt, hoe meer bureaucratie.
  • Een markt is nooit helemaal vrij van verstoringen.
    Verstoringen zijn invloeden van buitenaf. De markt heeft die elementen van binnenuit.
  • Markten draaien om macht.
    In de zorg is het meer marktje spelen. En toch biedt dat hoop. Want huisartsen legden zich daar niet bij neer. Zij wilden uit de mededingingswet, zodat ze weer afspraken mochten maken en samenwerken. Het loont dus om de marktmythe door te prikken.


Bureaucratisme
Is marktdenken in bepaalde sectoren niet achterhaald? “We zijn wel over het absolute hoogtepunt van het marktdenken heen, maar we hebben nog te weinig oog voor de alternatieven: overheid, onderhandelen, democratie en zelfs bevelen.
Bijna 45% van onze tijd besteden we aan de vrijwillige zorgeconomie: we helpen om niet, doen vrijwilligerswerk, zorgen voor ons huishouden, verrichten mantelzorg. Waarom willen wij dan een markt creëren? “Het is een soort alternatief voor de adel, een nieuwe orde. Je hoeft het niet te hebben over ethiek, over de juiste prijs. Voorstanders van de markt zijn tegen de bureaucratie. Maar er is een verschil tussen bureaucratie (afspraken) en bureaucratisme (formulieren, lijstjes, uitwassen).”
Bernadet Timmer