maandag 12 maart 2018

“Almere is een stad om op te vreten”



“We moeten iets doen om te zorgen voor gezond voedsel in de stad, nu en in de toekomst. Voor de gezondheid van de mensen, voor duurzame landbouw, voor het klimaat.” Adele Wilson uit Londen en Philip Elders uit Amsterdam boden de wethouders René Peeters en Tjeerd Herrema tijdens Het Grote Stedelijke Voedseldebat op 7 maart een manifest aan.
Een denktank van negentien studenten en jonge professionals uit verschillende landen onderzocht de afgelopen maanden Almere en haar voedselbeleid en stelde het manifest in vier dagen op. Met het Flevo Campus Manifest ‘Almere, de groenste, gezondste en meest eetbare stad van Nederland’ hopen ze voedsel weer op de politieke agenda te zetten. De makers en ondertekenaars van het manifest drongen erop aan dat de zeven punten worden opgenomen in het coalitieakkoord en formuleerden ook een aantal heldere doelen per punt: 
  1. Gezondheid: gezonde keuze makkelijker maken
    (Zoals: geen nieuwe fasfoodrestaurants in de buurt van onderwijs- en publieke instellingen.)
  2. Stadsplanning: Almere dé eetbare stad van Nederland
    (Medewerkers groenvoorziening omscholen tot stadsboeren.)
  3. Inkoopbeleid: Almere koopt grotendeels regionaal voedsel in
    (80% van de producten is afkomstig van Nederlandse boeren.)
  4. Stad en achterland: voorrang voor lokale voedselondernemers
    (Lokale ondernemers krijgen voorrang bij vergunningen in winkels en op de markt.)
  5. Circulariteit: Almere verbindt afval uit de stad met kringlooplandbouw
    (Almere ondersteunt vijftig initiatieven die bijdragen aan de transitie naar een circulaire economie.)
  6. Innovatie: ruim baan voor innovatieve ondernemers in landbouw en voedsel
    (Werkgelegenheid stimuleren in onderwijs, onderzoek en innovatie op het gebied van duurzaam voedsel.)
  7. Onderwijs: voedseleducatie toegankelijk voor alle inwoners van Almere
    (Alle scholen hebben toegang tot een moestuin.)
Wethouder René Peeters: “We bieden zowel de stad als het omliggende platteland aan als living lab. We willen graag dat wetenschappers ons nieuwe inzichten geven over voedsel in de stedelijke leefomgeving.” Een mooi voorbeeld vindt hij de ecologische school in Nobelhorst. De directeur daar wil graag dat alle (basis)scholen groene scholen worden.
“Voedsel is iets dat iedereen raakt”, reageert wethouder Tjeerd Herrema. “Hoe krijgen al die mensen in de stad gezond en betaalbaar voedsel? Je kunt het voedselvraagstuk internationaal bekijken, maar hoe kunnen we lokaal handelen om daar een bijdrage aan te leveren? We hebben nu de kans dat uit te zoeken. Nederland heeft een grote voorsprong op het gebied van voedsel en veel kennis in huis. Daar willen we meer mensen, vooral jongeren, bij betrekken.”
Heerlijke baggerbak
‘Expert voedselconsumptie’ Sigrid Wertheim is lector Voedsel en Gezond leven aan de Aeres hogeschool in Almere. Ze noemt Almere liefkozend een ‘heerlijke baggerbak’: “Almere is een stad die diep durft te gaan met de uitdagingen waar we ons internationaal voor gesteld zien.” Natuurlijk gaat het ook om een gezonde en regionale economie, maar veel lokale ondernemers zijn afhankelijk van (inter)nationale klanten, dus helemaal lokaal is een utopie, weet ze. Net als Herrema: “Lokaal is een deel van de oplossing, maar niet de enige oplossing.”
Volgens Jaap Seidell, ‘overgewichtspecialist’ en hoogleraar Public Health aan de VU, gaat het vooral om ‘de verbinding met voedsel’. “Als je als kind eenmaal een band hebt met voedsel, bijvoorbeeld omdat je in een moestuin hebt gewerkt, ga je met andere ogen kijken naar je eten.” Peeters reageert: “Vroeger had je schooltuincomplexen. Je kreeg er les over op school, leerde zaaien, onderhouden en oogsten. Het is heel erg goed om zelf het voedsel te zien groeien, zelfs als het mislukt.”
Tegen de stroom in
Gezondheid is niet voor niets het eerste punt in het manifest. Seidell: “Gezond eten in een ongezonde omgeving is als tegen de stroom in zwemmen: op een gegeven moment geef je het op.” Hij wijst op wat er te koop is in bedrijfs-, school- en sportkantines, in winkelcentra, bij pomp- en treinstations. Herrema: “Als je dit echt wilt veranderen, moet je ingaan tegen gevestigde belangen. Bijvoorbeeld die van marktondernemers met een vaste standplaats of de huurders van een winkelpand. Bovendien kopen de meeste mensen, zo’n 80%, hun voedsel bij de supermarkt.”
Ook Peeters weet uit ervaring dat veranderingen heel veel tijd kosten. Zo lukte het hem niet een snackkar tegenover het Oostvaarderscollege – een school met een gezonde kantine – via het bestemmingsplan naar een andere locatie te krijgen. Leerlingen gingen er in de pauze massaal naartoe.
Met een team is Wertheim alle voedselstromen van Almere in kaart aan het brengen. “De reguliere markt gaat de wijk niet in en biedt niet of nauwelijks lokale producten. In sommige wijken is er helemaal niets dichtbij.” Dat moet en kan anders, vindt ze. Bovendien is voedsel door het wereldwijde voedselsysteem goedkoper geworden dan verantwoord, mede door subsidies. “Ook dat werkt ongezonde voedselconsumptie in de hand.”
Peeters reageert: “Naarmate je massaler produceert, kan het goedkoper, maar gaat het ook ‘onzorgvuldiger’.” Hij doelt op bestrijdingsmiddelen die gebruikt worden voor een grotere opbrengst en verspilling door het weggooien van ‘kneusjes’, die minder goed verkopen. Herrema: “Voedsel is ook een sociaaleconomisch vraagstuk: de keuzes die je kunt maken. Gezond voedsel moet geen luxe keuze zijn.”
Initiatieven
Overigens zijn er tal van initiatieven met lokaal voedsel, zoals in Oosterwold, waar de bewoners 50% van hun grondoppervlak moeten bestemmen voor groen en velen een moestuin beginnen. Maar dan: als meer mensen lokaal voedsel verbouwen, is het volgende vraagstuk de logistiek; hoe krijg je dat voedsel naar consumenten in de rest van de stad? Wertheim: “Het is makkelijk om te roepen: ‘Zo moet het!’. Mensen die hun voedsel op de markt kopen, weten over het algemeen meer over hun eten. Voedseleducatie aan kinderen is superbelangrijk, maar vergeet ook de rest niet.” Ze wil dat ook steden met elkaar afspraken maken over voedselproductie en –consumptie, want steden op zich zijn een te kleine eenheid.
Aan het eind van de bijeenkomst in de Burgerzaal werden raadsleden aan de hand van stellingen uitgedaagd uitspraken te doen over de punten in het manifest. Tien partijen deden mee. Hun standpunten lagen echter niet ver van elkaar: alle partijen steunden de gekozen doelen, zij het vanuit een verschillende invalshoek.
Wat vonden de wethouders het meest aansprekend in het manifest? Peeters vond het geweldig dat dit gemaakt is door jongeren en wijst op voedseleducatie als belangrijk punt. Herrema: “De quote die ik hoorde bij de besprekingen: ‘Almere is een stad om op te vreten’.”
Bernadet Timmer

vrijdag 9 maart 2018

Dienstverlening pijnlijk uitvergroot






De reacties zijn geschokt. Sommigen huilen. In de halfdonkere zaal van de bioscoop is de emotie soms te snijden tijdens de sleutelscènes. ‘I, Daniel Blake’ heeft geen happy end. Het is een pijnlijke uitvergroting van hoe het niet moet met de dienstverlening bij de overheid. Juist daarom is het zo belangrijk dat zoveel mogelijk ambtenaren hem zien. 


Pakweg 150 ambtenaren van de gemeente Almere kwamen 20 februari op uitnodiging van de secretaris van de concerndirectie, André Huijkman, naar de filmzaal in bioscoop Kinepolis in hartje Stadscentrum. Hij had de film eerder gezien en zag er – terecht - een leerzame boodschap in voor de gemeente. Jannie Kats, manager Kwaliteitsbureau Dienstverlening en medeorganisator, noemde het “Een film die op een confronterende manier een aantal aspecten van dienstverlening laat zien”.


Gemangeld

In de film zien we Daniel Blake, een eindvijftiger met een hartprobleem, worstelen met ‘het systeem’. Een systeem dat stug doorgaat met het afwerken van lijstjes, dat niet luistert, dat hem eindeloos in de wacht laat staan. Langzaam wordt hij gemangeld tussen tegengestelde adviezen, moeilijke termen en regels en procedures. Van het kastje naar de muur en weer terug, met formulieren waar hij als digibeet niet doorheen komt. Degenen die hem wel proberen te helpen, zijn minstens zo machteloos als hij.



Onder de indruk
“Iedereen is voor dienstverlening, samenwerking en verbinding met de stad”, zegt concerndirecteur Jaap Meindersma. “Maar in de praktijk is dat toch ingewikkeld. De film laat zien hoe dat werkt en hoe het komt dat het niet (altijd) werkt. Een film is een uitvergroting van de werkelijkheid en dat maakt dat je ervan onder de indruk raakt en ervan leert, om beter te worden in wat we graag willen zijn.”
Kwetsbaar
Gemeentelijk Ombudsman Arre Zuurmond geeft toe dat de situatie in de film gebaseerd is op het Engelse systeem. “In Nederland, dus ook in Almere, is het systeem niet ontworpen om mensen te ontmoedigen, maar het kan wel zo werken voor mensen. Omdat we niet hebben geluisterd, niet hebben begrepen wat de bedoeling is. Daarmee vermalen we mensen. Mensen zijn individuen en dat zie je niet als je vanuit de regels kijkt. Dat is het verschil tussen de leef- en de systeemwereld. Mensen streven naar hun eigen waardigheid, maar zijn kwetsbaar in hun relatie met de overheid.”



Kijken
Na de film memoreerde wethouder Froukje de Jonge een aantal voorbeelden van hoe het ook kan. Om ervoor te zorgen dat oude, hulpbehoevende patiënten gezien werden als mensen, had een verpleegkundige voor elk van haar patiënten een foto bij het bed gezet van die persoon in de kracht van zijn/haar leven. De Jonge: “Dat kleurt je hele kijken naar de patiënt”.

Bij de gemeente ziet ze dat collega’s vaak worstelen met de precedentwerking: als je iemand op grond van de regels iets weigert, wordt het lastig voor een ander een uitzondering te maken. “Het systeem is de ‘backbone’ van onze sociale rechtstaat. Er is geen willekeur of omkoping, maar er zijn vastgestelde, transparante regels waar we van op aankunnen. Maar dat ontslaat ons niet om de mens te zien die voor ons staat. We moeten accepteren dat er soms uitzonderingen op de regels moeten worden gemaakt. En vertrouwen hebben in de mensen die dit doen, als het systeem niet doet wat het zou moeten doen.”
Of, zoals een collega na afloop treffend zei: “Het systeem, dat zijn wij.”
‘I, Daniel Blake’ zal ook voor andere (groepen) collega’s vertoond worden, waarna opnieuw gesprekken volgen over de manier waarop de gemeente haar diensten verleent.
Bernadet Timmer


woensdag 10 januari 2018

“Gedoe komt er toch”






“Ik gun de overheid de burgers te leren kennen. Dat is iets anders dan het beste resultaat voor iedereen. Je moet niet praten, je moet doen. Beginnen en dan pas bezinnen. Andersom is geen garantie van succes.”


‘Stand up-filosoof’ Martijn Aslander was op 7 december te gast bij de eindejaarsbijeenkomst van Bevolkingszorg in de Nieuwe Bibliotheek in Almere. Hij laat zien welke kansen continue veranderingen, netwerken en technologie bieden. Samen met Erwin Witteveen schreef hij ‘Easycratie’. Al zijn boeken kun je gratis downloaden. Daarnaast is hij de bedenker van onder meer #durftevragen.

Zelf heeft Aslander nog nooit een baan of uitkering gehad en ook nooit een studie afgemaakt. Toch runde hij op zijn 17de runde al een buitensportzaak met zestig mensen, vanuit de klas: hij verzorgde personeelsuitjes met wat hij bij de padvinders had geleerd. Op zijn 27ste was hij alles weer kwijt. Hij bleef optimistisch: “Als je alles kwijt bent, kan er niet zoveel meer misgaan” en ging een hunebed bouwen. “Het grootste ooit”, met de hand. In 2002 kreeg hij een miljoen euro van sponsoren en lokale overheden en hielpen 14.000 mensen hem zijn idee voor elkaar te krijgen: “Samen een stapel stenen bouwen is veel leuker dan ernaar kijken.” Dat verhaal vertelde hij vervolgens overal, op verzoek.

Organizonder
Dit jaar is hij al dertig jaar ondernemer. De kern van zijn onderneming: hoe kun je op een slimme manier technologie inzetten om je slagkracht te vergroten? Aslander noemt het ‘organizonder’: organiseren zonder papierwerk. “Alle organisaties zijn gebaseerd op werken met je handen. We hebben eigenlijk geen flauw idee van kenniswerken, wat we tegenwoordig vooral doen. Een derde van de mensen is ’s avonds op zijn best, maar staat elke dag weer in de file. Je kunt niet acht uur per dag met je hoofd werken. We zitten in een maffe transitiefase. De meesten gebruiken de computer als een moderne typemachine. Ze doen dubbel werk en mailen vooral elkaar.”


Lifehacking
In 2007 begon hij met lifehacking. “Vijf miljoen kenniswerkers gebruiken de tools die ze hebben niet op een handige manier. We moeten organisaties en werk anders gaan organiseren. Maar eigenlijk zijn we al te laat.” De verandering is immers al gaande: “Social media zijn een hefboom voor het zelforganiserend vermogen van groepen. Leiderschap is doen wat juist is, ongeacht de consequenties. Alle grote maatschappelijke vraagstukken zijn in de basis bureaucratische vraagstukken. De kennis is er, de wil, de mensen, maar de bureaucratie hindert dat. Het is killing voor de motivatie van mensen. Easycratie kan een oplossing zijn.”


‘Winter is coming’
Er is een kloof tussen de politiek-bestuurlijke en de maatschappelijke werkelijkheid, ziet Aslander. En een kloof tussen stakeholders en de afdeling ICT. “Technologie is het bestaansrecht van organisaties compleet aan het wegvagen. Binnen nu en vijf jaar moeten we veranderen, anders zijn we er geweest. ‘Winter is coming’.” Daarom schreef hij ‘Nooit af’, het vervolg op ‘Easycratie’. “Er zou een logisch verband moeten bestaan tussen organisaties en organiseren. Waartoe zijn organisaties op aarde? Organisaties bestaan bij de gratie van het kapitaliseren van de vraag-aanbodfrictie: de markt. De overheid bestaat bij de gratie van een frictie tussen een maatschappelijk probleem en een oplossing.”


Toegang
Aslander voorziet dat die frictie de komende jaren steeds kleiner wordt of verdwijnt. Zowel op de markt, denk aan taxibedrijven, hotels en banken, als bij de overheid. “Dankzij technologie worden tussenpersonen ertussenuit gehaald of hun rol in elk geval een stuk kleiner gemaakt. En de komende tien jaar krijgt de overheid steeds minder geld. Want we kopen steeds minder dingen: we kopen toegang. De netwerksamenleving draait daarop. Het netwerkeffect is een grote veranderkracht. Hoe meer knooppunten, hoe meer verbindingen, hoe krachtiger, hoe sneller de veranderingen.”


Pokemon GO
Als voorbeeld van dit cumulatieve effect noemt hij Pokemon GO: “750 miljoen mensen die binnen drie maanden iets nieuws omarmen. Het meest succesvolle anti-obesitasproject ooit! Ze zetten meer dan 2.000 stappen per dag extra en zijn buiten. Dankzij augmented reality en smartphones met steeds groter bereik, steeds meer functies en apps.”
Inmiddels heeft Apple samen met Ikea het grootste augmented reality-project tot nu toe gerealiseerd voor de herinrichting van je huis. Je kunt zelf de meubels visueel aanpassen en direct de nieuwe gewenste meubels bestellen. En ook in het beroepsonderwijs of voor handleidingen gaat deze technologie een grote vlucht nemen, voorspelt Aslander. “Op dit moment zijn er een stuk of dertig krachten die een grote rol gaan spelen in de veranderingen. Denk aan bio- en nanotechnologie, sensors, robotica, 3D-printing, bitcoins, cryptocurrency, blockchain, sociale zwermen, etc..”

Puzzel
“Elk probleem op deze planeet is een puzzel. Daar heb je puzzelaars, puzzelstukjes en een puzzel voor nodig. Toegang in plaats van bezit betekent dat ook macht aan het veranderen is, onder invloed van deze mechanismes.” De volgende stap na de netwerksamenleving is de zwerm. “Beweging is permanent in de driehoek wetenschap-technologie-creatie.”
Hij waarschuwt: “We geven in Nederland miljarden uit aan oplossingen die we gratis kunnen krijgen van betrokken burgers in zeer korte tijd. Met alle regels halen we zoveel taakautonomie weg, dat je de bedoeling kapotmaakt.”


Hij adviseert het gefaseerd aan te pakken. Bijvoorbeeld door een werkloze IT’er niet naar het UWV te sturen, maar hem te vragen een computerprobleem bij de gemeente op te lossen. Ook voor de problemen die daarbij kunnen ontstaan, vinden we wel weer een oplossing: “‘The man who says it can’t be done is useally interupted by the man who’s doing it’. Gedoe komt er toch. Kies het scenario waarbij mensen zoveel mogelijk autocratie hebben en dat zo min mogelijk geld kost. Leer hoe het beter kan, zeg niet hoe het niet kan.”
Bernadet Timmer
Communicatie

maandag 15 mei 2017

De stille revolutie in democratie



De stille revolutie in democratie

Het is code Oranje: hoe kan het lokale bestuur meer vertrouwen verdienen? Wat heeft een overheid in deze tijd nodig? Koos Janssen, burgemeester van Zeist en voorzitter van de werkgroep Democratie en bestuur bij de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG), hield op 11 mei zijn lezing tijdens de Galjaarddag 2017 over de vernieuwing van de democratie.

“We willen dat mensen het goede leven kunnen leiden; dat is voor iedereen anders. En dat ze meedoen aan de democratie. Ik geloof niet in een blauwdruk, één route voor iedere gemeente. Dat moet iedere overheidsinstelling op zijn eigen manier invullen. Hoe kunnen we naar vernieuwing van democratie kijken vanuit onze rollen? En hoe kunnen we elkaar versterken? Hoe hebben we elkaar nodig om een ontwikkelprogramma op gang te krijgen?

“In een democratie draait het om interactie. Er is een groeiende groep mensen die het voor zichzelf gaan regelen, het anders gaan doen. Een stille revolutie. Zij hebben vaak ook de middelen en de omstandigheden om het zelf te doen.” Janssen noemt dit de maatschappelijke democratie. Daarnaast onderscheidt hij een sociale democratie: “Er is ook een groep die zich niet meer gezien, gehoord, erkend voelen. Mensen die hun omgeving zien veranderen en zich niet bij machte voelen er iets aan te doen. Ze raken afgehaakt. Steeds minder mensen doen op alle velden mee, waardoor sommige velden losraken van het samenspel.”

Samenspel
“Het goede leven is leven op de manier zoals je wenst te leven. Zodra het samenspel verdwijnt, verdwijnt het wezen van de democratie. Democratie draait om communicatie: alleen door ontmoeting en gesprek kom je erachter wat het goede leven is. Dat leven zal altijd dat van de ander raken, of ermee conflicteren. Vraag je af: wat is democratie voor jou? Waar staan we, waar moet het naartoe, wat doe jij en wat doe ik? Ik faciliteer de inwoners en de gemeenten zo goed mogelijk. De burgemeester, het college, de ambtenaren en communicatie zijn er ter ondersteuning. Als de democratie niet goed meer functioneert, wat hebben we dan al die jaren gedaan? Stelden we de waaromvraag of waren we te druk met andere belangrijke zaken?”

Waarom
“We zijn destijds met de waardendiscussie gestart en starten nu met de uitvoering. Maar de vraag naar het waarom van de waarden wordt niet meer gesteld. Het gaat alleen nog over het wat. Heb het lef om in gesprek te gaan over het waarom. Waar doen we het ook alweer voor? Hoe dragen we bij aan het goede leven? Wees als communicatie ook zelf speler in de democratie. Heb je het hier ook naar binnen gebracht? Doen we iets met wat in de samenleving speelt? Ook ik heb moeten leren communicatie dichtbij te laten komen. En andersom heeft communicatie geleerd mij de ruimte te geven.”

Discipline
“Blijft loyaal aan het antwoord op het waarom. Dat vereist discipline.” In zijn boekje ‘Zoektijd’ schreef hij dat een snelle oplossing geen oplossing is. “Deze tijd geeft ons de gelegenheid om wat langer te zoeken, wat minder te roepen en wat meer te doen. We zullen in elkaar moeten investeren ten gunste van de lokale democratie. Investeer in vertrouwen, wacht niet tot je gevraagd wordt. En blijf kritisch. Dat vraagt lef, van leiders én van communicatieprofessionals. Zo faciliteren we het denken over waar het eigenlijk over gaat.”

Hij wil ‘niet praten in wenselijkheden, maar in werkelijkheden’. “Laat de initiatieven de maat worden voor de politiek, niet andersom. Wees geen roepende in de woestijn, zoek bondgenoten. Het is moeilijk, maar ik probeer mijn eigen opvatting voorbij te blijven. Weg te blijven bij het vinden. Het vinden belemmert het verbinden.”

“Je kunt morgen beginnen met je aan te sluiten bij de stille revolutie. Met een gesprek over het waarom, de betekenis van gebeurtenissen in de samenleving, de ontmoeting met inwoners en raadsleden. Werk aan vertrouwen en nabijheid. Het werk aan de lokale democratie begint bij ons.”

Bernadet Timmer
Communicatie


donderdag 9 maart 2017

Constructieve journalistiek: meer dan positieve verhalen


“De ouderwetse journalistiek werkt niet meer in deze horizontaal georganiseerde informatietijd. Als journalisten er niet over berichten of het probleem zelfs ontkennen, dan maken ze het extreem moeilijk voor de (wereld)leiders om hun werk te doen en het publiek voor te bereiden op wat er gaat gebeuren en wat er moet gebeuren. Zo wordt klimaatverandering nu niet gepresenteerd als één samenhangend milieuverhaal, maar als losse verhalen over veiligheid, droogte, armoede, misdaad, migratie, oorlog en economie.”  
Alan Rushbridger, voormalig hoofdredacteur van The Guardian, wilde met zijn pensionering iets wezenlijks nalaten. Onder het motto ‘We dare, we share, we care’ besloot hij met constructieve journalistiek bij te dragen aan de aanpak van klimaatverandering, samen met onder meer het Reuters Institute for the Study of Journalism. Op 2 december was hij keynote speaker op Hogeschool Windesheim tijdens het eerste, internationale congres over constructieve journalistiek: oplossingsgerichte berichtgeving in plaats van negatieve verhalen en nieuws over conflicten.

Heeft de journalistiek gefaald?
Rushbridger vraagt zich af of de journalistiek gefaald heeft als het gaat om de klimaatverandering; het raakt immers iedereen en de impact is groot. “Het zou dagelijks op de voorpagina’s moeten staan, maar zelfs de beste nieuwsorganisaties doen niet méér berichtgeving, eerder minder. Als je vertrouwen wilt winnen, dan moet je open zijn. Maar ze zijn niet eens eerlijk over de kwestie en de data.”
Daar zijn veel oorzaken voor aan te wijzen. Rushbridger somt op: eigenaarschap en ideologie van de media, de economische crisis bij de pers, de nuances in de wetenschap en de noodzaak van duidelijkheid in de journalistiek, het feit dat de ernst van de situatie niet erkend wordt, het gebrek aan balans, objectiviteit en onpartijdigheid, de voorkeur van journalisten voor nieuws en unieke gebeurtenissen, het gebruik van de ‘achteruitkijkspiegel’ door journalisten omdat ze slecht zijn in langetermijnvoorspellingen, de ‘klimaatveranderingsmoeheid’ bij zowel het publiek als de journalistiek, fatalisme (‘we kunnen er toch niks tegen doen’), de focus op rampen, de aversie van wetenschappers om aannames te doen, de angst dat mensen er niet mee kunnen omgaan en het verwerpen en de vraag naar meetbare resultaten en oplossingen.  
Wat kunnen we doen?
De eerste regel van journalistiek is: houd het simpel. Dat deed het team van Rushbridger ook bij het thema klimaatverandering. Ze namen een paar feiten als basis en lieten die terugkomen in elk verhaal, zoals: het klimaat mag maximaal 2 graden warmer worden. Dat betekent dat we nog maar 565 gigaton CO2 mogen uitstoten. Er zit nog 2.795 gigaton CO2 (vijf keer zoveel) aan fossiele brandstoffen in de grond. We moeten die reserves dus in de grond houden als we minder dan 2 graden opwarming willen hebben. Ze besloten niet alleen reportages te maken maar ook campagne te voeren. Omdat de boodschap op een T-shirt of een koffiemok moest passen, werd hu doel hun slogan: Keep it in the ground (zie ook http://keepitintheground.org).
Volgende stap: de doelgroep. Gingen ze voor de wereldleiders, de consumenten, de producenten of de investeerders? Rushbridger: “Goede mensen kunnen verleid worden om hun gedrag aan te passen. Wij kozen in de eerste plaats de medische en wetenschappelijke fondsen, waaronder die van Bill Gates, omdat zij de problemen erkennen en geld en invloed hebben.” Daarnaast gebruikte het campagneteam alle beschikbare kanalen: video’s, foto’s, reportages, zowel op papier als digitaal. Ze vroegen beroemdheden zich in te zetten voor de zaak, organiseerden evenementen, publiceerden gedichten en lieten anderen merchandise maken met hun slogan.
Authentieke verhalen en manieren om zelf iets te doen
“We wilden geen plaatjes van ijsberen, we wilden iets waar mensen niet omheen konden. We wilden niet dat lezers en kijkers zich hulpeloos voelden, we gaven ze manieren om zelf iets te doen, zoals brieven schrijven en videoberichten sturen naar bestuursleden van de fondsen.” Authentieke verhalen met veel impact, omdat ze gaan over de levens van mensen. Bovendien toonden ze mensen dat ze konden kiezen voor een andere bank, een ander pensioenfonds, goed doel, organisatie of bedrijf.
Waarom wezen ze mensen daarnaast niet op hun eigen verantwoordelijkheid, zoals elektrisch rijden, minder vlees eten, niet vliegen? “We zijn waarschijnlijk allemaal hypocrieten, maar wat maakt het grootste verschil? We hebben de technologische invalshoek onder de loep genomen. Dat vroeg om een maatschappelijke investeringsverandering, die een veel grotere impact heeft dan in een Prius rijden in plaats van een diesel.”
Journalistiek op een hoger niveau
De conclusie van Rushbridger: “We gingen veel verder dan journalistiek. Het was een morele campagne, maar het had wel een direct effect, in elk geval in Londen en de wijde omgeving. En het had een ‘olievlek-effect’ bij politici, energiebedrijven en het publiek: zij trokken investeringen in de fossiele-brandstofsector terug. Dit is de manier waarop we journalistiek op een hoger niveau kunnen brengen.”

Meer weten? Kijk op www.constructievejournalistiek.nl
Bernadet Timmer