Posts tonen met het label innovatie. Alle posts tonen
Posts tonen met het label innovatie. Alle posts tonen

woensdag 25 februari 2015

Floriade 2022: “Wees ondeugend!”


“De eerste keer dat je ergens komt, valt je van alles op. Die eerste indruk blijft je bij. In Singapore was het keurig netjes, schoon en de mensen waren hulpvaardig. Wat is straks de eerste indruk van de mensen die op de Floriade komen?”

Hans Stavleu is ICT-onderzoeker bij TNO en lector informaticatoepassingen. Samen met prof. dr. ir. Arjan van Timmeren, hoogleraar Technische Universiteit Delft, en architect Winy Maas ondersteunt hij het Atelier ruimtelijke hoofdstructuur Floriade. Op 17 februari gaf hij een lezing in Almere Stad. Het startpunt van Stavleu was een andere blik ontwikkelen. Zien we straks afvalloze pleinen (misschien staan er zelfs geen vuilnisbakken), iconische architectuur en kunstwerken, drooglooproutes, zelfrijdend vervoer?

Singapore

TNO denkt met ons en onze ondernemers mee over de stedelijke ontwikkeling door (nieuwe) toepassingen voor
duurzaamheid, circulaire economie, leefbaarheid, veiligheid, energie, vergrijzing, voedsel en mobiliteit. Daar heeft de gemeente Almere op 4 februari zelfs een samenwerkingsovereenkomst met TNO voor getekend. Dat staat los van de samenwerking met Stavleu voor de Floriade, maar komt wel goed van pas.

Stavleu werkt samen met hogescholen in Singapore, de ‘duurste stadsstaat ter wereld’, zonder natuurlijke hulpbronnen. “Ze hebben alleen maar mensen en een hypermoderne stad.” Hun educatieve systeem is gericht op ‘Me’ (de individuele ontwikkeling), ‘We’ (de betekenis van deze ontwikkeling voor een community, zoals een school of een wijk) en ‘You’ (de meerwaarde voor de wereld). “Singapore werkt aan een Smart Nation. Hun hele leven wordt steeds meer en beter ingericht, ondersteund door ICT.”

Vijftig tinten grijs

“Alles is gebaseerd op visie, missie en waarden. Die kun je letterlijk op de muren zetten; betekenis geven met visualisatie. Maak nu al een trotse, zichtbare verbinding met de Floriade. In de stad, maar ook met (spoor)knooppunten in het land en op Schiphol. En maak het groen. Voorkom vijftig tinten grijs beton.” Die visie kun je ook uitstralen in gedrag en positief taalgebruik. “Vriendelijkheid is zorg voor elkaar. Met vriendelijke taal kun je kaders stellen en een ander helpen, in plaats van alleen maar iets verbieden.”

Wat Stavleu betreft wordt de Floriade een levend laboratorium voor duurzame verstedelijking, met een innovatie-expositie en een co-creatiecentrum om alle ideeën en vindingen te kunnen presenteren én verzamelen. Met dat laatste kunnen we nu al beginnen in de stad. “Wees ondeugend! Speel met gedachten, vormen, concepten. Wat kunnen of doen we (nog) niet in Nederland? Doe dat op de Floriade. Verzin nieuwe spelregels.”

Eeuwigdurende lente

Niet alles wat met ICT te maken heeft, gaat over laptops of technische gadgets. Je kunt het ook ontwerpen om een bijdrage te leveren aan het onderwijs, voor het monitoren, analyseren en verrijken van open (big) data. “Denk na over hoe je dit te gelde kunt maken, kunt gebruiken in een Growing Green City.” Stavleu vindt dat een visieteam ‘intelligente Floriade’ dit het beste kan coördineren; “Die rol zouden we zelf moeten pakken.”

In Singapore zag Stavleu mooie, duurzame innovaties. Zoals een CO2-neutrale kas, waarin ze een ‘eeuwigdurende lente’ nabootsten, gestookt op energie van kippenstront en snoeiafval. Een eeuwigdurende winter kan dan natuurlijk ook. Zelfrijdend transport is er al. Volgens Stavleu wil Nederland zichzelf profileren op het gebied van zelfrijdende auto’s, al is de industrie waarschijnlijk op z’n vroegst pas in 2020 klaar om ze aan consumenten te verkopen. “Neem het mee in je denken over het openbaar vervoer.” Ook de economie kan inventiever. Zo zag hij in Singapore een Bitcoinwisselautomaat. “Misschien kunnen we een evenementenmunt invoeren, een apart betaalsysteem voor de Floriade en de Almeerse middenstand, zowel voor als tijdens de Floriade te gebruiken.”

Going Green

Maar er is nog veel meer mogelijk. “Maak een statement van Green en Smart, maak het spraakmakend. Schrijf wedstrijden uit en laat de buitenwereld meedenken.” Zelf bedacht hij de ‘Lions Exchange’ tussen Singapore en Nederland. De uitdaging is om een duurzame oplossing te vinden voor vergrijzing, openbaar vervoer en de voedselvoorziening voor de stad van de toekomst. “Denk voorlopig niet in Growing Green, maar in Going Green. Laat merken dat je met de Floriade bezig bent, maak gebruik van onze kennis bij TNO en ontwikkel je eigen visie op de intelligente stad.”

Bernadet Timmer
Communicatie

donderdag 22 augustus 2013

Food for thought


“Nothing focuses your attention as much as facing an execution tomorrow. So having a deadline is good to help accelerate the innovations we need to help solve the challenges we’re facing. You have this tremendous challenge: the Floriade.”

Dr. Wayne Roberts, manager of de Toronto Food Policy Council, gave a masterclass in Almere, the Dutch city hosting the agricultural world exposition in 2022. “Almere is an ideal candidate for city gardening. Promote your own city! You can’t promote it if you don’t love your city.”

What does the Food Policy Council contribute to urban agriculture?
“Food is complex and we need organisations that relate to that complexity. We are a link-tank instead of a think-tank. We’re trying to connect and put all the skills together. Urban agriculture is not competing with farming. In the city, food has a different kind of multifunctionality. It also has a social component. When people see the land as their land, they treat is as their land, they keep it clean.”

How do we get people to see the land as their own?
“Maybe we need a charter that describes what people want with their future. Toronto signed a Food charter. If you’re born in the north, you’ve won the lottery. We have no idea how lucky we are. We need to see how the south deals with food issues. Food is a lever for every level in the city. For transportation, recycling, employment, public health. In Toronto we hand out the Local Food Hero-award every month for going the extra mile to bring local food closer.”

What’s the difference between conventional farming and urban farming?
“You can grow food in the city that has a direct relationship with what you see on your plate. For instance if there’s a direct connection like halal food or specific vegetables. If there’s no direct link, like wheat, you can grow it further away from the city. In a community garden you garden as a group and (not necessarily) share the crops. An allotment garden is much more productive but more of a hobby.”

Can everybody ‘join the club’?
“Food is social capital because it’s bonding (around the family table) and bridging; helping to meet another group. Think of the old and young by generation farming, people with low and high income, and people who are reintroduced in the community, like ex-convicts or psychiatric patients. There’s enough room to grow food: one sixth of every city has flat roofs. Green roofs pay for themselves, because they retain rain that doesn’t disappear in the sewage system. And in the summertime a green roof will cool its surroundings for about 5 degrees. We’re also growing food around schools and share it with the students to teach them about it. And on ‘Seedy Saturday’ people exchange seeds.”

Can’t you just buy local food?
“The difference between North America and Europe is that people don’t have enough money to go to the market. It might happen here too. Why? We have the highest export of food in Canada and North America and there’s an obesity problem because people buy too much fast food, that’s cheaper and contains a lot of fat, sugar and salt. You can’t solve any of these problem of you look at it from just one angle.”

How do you get enough land for urban agricultural projects?
“Vacant space is calling to be used. There is a tradition of guerrilla gardening but it’s difficult to get land in parks. They are set up to escape the city. But there are lots of vacant land and lots of social housing. In Brasil a radical party was elected to run a city; they organised mass meetings and involved people in crowd funding and provided social gardens. If there’s a garden, they get tot know their neighbours and tend to stay longer and take better care of their home and surroundings. There’s also a movement called ‘In My Backyard’. You can make a deal with someone: I’ll take a quarter of what you produce if you do it in my garden. So there’s no limit in land.”

Is there room for animals in the gardens?
“There is room, but people of the Health Department are very careful about growing your own chickens and other animals. The city as a whole is very opposed to livestock, but it’s not illegal. The major issue is cruelty to animals, because people don’t know how to take good care of animals. They need to understand they have a responsibility.”

Why doesn’t everybody grow their own food?
“Half the city lives in apartments. And sometimes there’s pressure from neighbours who want lawns, no vegetables. Consumerism is the dominant ideology. You can basically solve the food problem by getting rid of lawns. There needs to be a cultural revolution. Make food accessible!
In World War Two there was famine. That’s deep in the DNA of Europe, but it’s not part of the North American culture.”

How environmentally sustainable is it?
“The majority (95%) of our groceries will be produced food from supermarkets. They have an enormous impact on farming. They place one order with big producers that puts all the smaller farmers out of business. The supermarket model is not sustainable. We need a main street again, with different local shops. Most of the things that are causing us a problem are subsidised. Most genetically engineered food, like soybeans and wheat, is for producing meat.
We need The Brown Revolution: urban agriculture is a way to use waste. From the water you use to wash to the water you use to water your plants. Compost is a product too. Composting should be done in the city. Transportation is another aspect. The lighter the package, the farther away it came. Recycling is a huge cost and we’re pricing our local producers out of the market.”

What difference can I make?
“There’s things you can influence tomorrow and there’s things you can influence on the long term. The mayor impact was influencing our NGO’s. I wanted them to work together, so that the amount of citizen action was increased. A 100% was in favour of city gardening. Because people do it for free. But it’s such a good idea that you should pay for it.”

Bernadet Timmer

maandag 19 augustus 2013

Thought leadership

 

Een persoon of organisatie met een erkende autoriteit in een bepaald gebied die veel gevraagd en vaak ook beloond wordt, is een thought leader. Dat is net iets anders dan een specialist, goeroe of pionier. Het onderscheid zit hem vooral in de erkenning van de expertise door alle anderen op dat gebied.

Het is een nieuwe term die je de laatste tijd steeds vaker hoort. Nou ja, nieuw: hij werd voor het eerst gebruikt in 1994 door Joel Kurtzman, schrijver van het boek ‘The death of money’ en hoofdredacteur van het magazine ‘Strategy & Business’. Het ging toen vooral over interessante zakelijke ideeën, maar geldt voor vrijwel alle onderwerpen. Iedereen kan een thought leader worden.

In Almere is de gemeente niet voor niets geïnteresseerd in de talenten van mederkers. Ze hebben veel specialisten in huis. En die hebben vaak goede ideeën over hoe bepaalde werkzaamheden, processen, diensten of producten beter kunnen. Sommigen delen die inzichten daadwerkelijk met anderen. Bijvoorbeeld in overleggen of tijdens organisatiebrede kennisdeelsessies. Een enkeling deelt zijn ideeën met de buitenwereld, op vakbijeenkomsten, in gastlessen of via internet of sociale media.

Betekenisvolle inzichten
Op het congres van Logeion, beroepsorganisatie voor communicatieprofessionals, sprak onder meer Mignon van Halderen van Leading Thoughts. Zij gebruikt als definitie van thought leadership ‘het uitdragen van een nieuwe invalshoek die stakeholders vernieuwend naar relevante thema’s laat kijken met als doel ze betekenisvolle inzichten en oplossingen te bieden voor hun kwesties of problemen.’ “Het is een denkomslag in organisaties. We zijn continu met verandering bezig, de ene keer is de golf groter dan de andere keer. Mobiele communicatie, internet, milieubewustzijn: er is veel veranderd. Thought leaders omarmen die veranderingen en moedigen die ook aan door hun ideeën. Ze laten je anders nadenken, zetten je op een ander spoor, buiten bestaande kaders. Hun invalshoek is nieuw.”

Als organisatie profileert de gemeente Almere zich als pionier. Ze wil graag voorloper zijn als het gaat om duurzaamheid, sociale media en het gebruik van innovatieve technologie in het openbare leven. Maar daarmee is ze nog geen thought leader; ze volgt het goede voorbeeld van William McDonough (Cradle to Cradle), Martijn Aslander (Lifehacking) en Steve Lewis (PlanIT). Van Halderen haalde haar inspiratie uit The language of leaders van Kevin Murray.

Ruimte voor ontwikkeling
Kun je thought leaders kweken? Bijvoorbeeld met meer ruimte en tijd voor ontwikkeling en experiment? Of moet er juist een scheutje weerstand of een snufje planning bij, omdat sommige ideeën het best groeien tegen de verdrukking in of met de juiste begeleiding? We besteden in elk aandacht aan de randvoorwaarden ruimte, tijd en geld voor opleiding, flexibel werken, projectgroepen en het delen van kennis. Het juiste klimaat is echter nog geen garantie voor het tot bloei komen van initiatieven.

Volgens Van Halderen vind je thought leaders ‘op het snijvlak van behoeften en verwachtingen van stakeholders, acties van concurrenten en het imago en de identiteit van de organisatie. Het idee mag echter niet te ver afstaan van dat wat mensen al kennen. “Het gaat om het vinden van de balans tussen de werkelijkheid en de ideale situatie.” De kern is: thought leadership inspireert. Het kan antwoord geven op bestaande vragen, maar ook op vragen waarvan we niet wisten dat ze bestonden. Dat kan Almere ook helpen bij het vormen en versterken van nieuwe samenwerkingsverbanden. Dan wordt de gemeente misschien wel thought leader in partnerschap…

Bernadet Timmer

woensdag 15 mei 2013

Duurzaam, duurzamer, duurst?


“Buitenlanders zeggen: hoe is het mogelijk dat jullie op zo’n klein oppervlak zoveel kunnen produceren? Dat komt omdat we de productie sinds de Tweede Wereldoorlog flink hebben weten op te schroeven.”

Chris de Visser is ‘business developer’ van het Praktijk Onderzoek Plant & Omgeving in Lelystad, verbonden aan de universiteit van Wageningen. Samen met zijn collega’s bedenkt hij oplossingen voor landbouw, veehouderij en visserij. Bijvoorbeeld voor het mineralenprobleem. Te weinig stikstof in de grond is niet goed, maar te veel geeft problemen door uitspoelen in het oppervlaktewater. Met ‘precisiebemesting’ passen ze de stikstofhoeveelheid steeds meer aan aan de behoefte van de planten, door het in de bodem te injecteren tijdens de groei.

We halen dus steeds meer uit ons kleine polderoppervlak dankzij innovaties in de land- en tuinbouw. Ook duurzaamheid gaat om een hogere opbrengst. De belangrijkste innovaties in de land- en tuinbouw in de afgelopen veertig jaar waren de uitvinding van kunstmest, het kweken van nieuwe rassen en de uitvinding van betere gewasbeschermingsmiddelen. “En nieuwe smaken. Denk aan de tomaat. De smaak wordt voornamelijk bepaald door het ras, niet door de hoeveelheid zonlicht of de voeding.”

Schaalvergroting
Dankzij de grootschalige land- en tuinbouw hebben we goedkoper voedsel gekregen, maar de boeren verdienen per product nauwelijks meer. Dus moeten ze steeds goedkoper produceren. Dat kan door mechanisatie, bemesting en schaalvergroting. Daardoor ontstaan weer milieuproblemen. “Ook die kunnen we oplossen. Bijvoorbeeld door de hoeveelheid bestrijdingsmiddelen en kunstmest te verminderen.”

Aan duurzame landbouw worden veel eisen gesteld, maar niet dat we de wereldbevolking ermee moeten kunnen voeden. Daarvoor hebben we een enorme productiviteitsstijging nodig, wereldwijd. “De opbrengsten in Afrika, Azië en Zuid-Amerika kunnen nog een stuk omhoog. Maar de Afrikaanse boeren zijn zeer kleinschalig, ze gebruiken weinig kunstmest en halen een lage opbrengst, waardoor ze nauwelijks genoeg grondstoffen kunnen kopen voor hun volgende oogst. Onze opbrengst is wel dertig keer hoger.” Zijn transport, logistiek en corruptie in Derdewereldlanden niet een veel groter probleem dan de productiviteit? Volgens De Visser is het vooral een kwestie van inkomensverdeling: “Wereldwijd verliezen we dertig tot veertig procent van wat boeren produceren in de keten. Dat heeft vooral te maken met de prijs. Hebben mensen geld genoeg, dan is transport geen probleem.”

Fosfaatrecycling
Als we wereldwijd een grotere opbrengst willen bereiken, zijn er meer grondstoffen nodig. Maar de hoeveelheid beschikbaar fosfaat wordt dan wel een probleem. In Nederland importeren we nu 20 miljoen kilo fosfaat per jaar. En dat verliezen we elk jaar weer na bemesting en consumptie. Volgens onderzoekers is er over vijftig jaar geen fosfaat meer. Recyclen kan dit probleem oplossen. “We moeten het terughalen uit het riool en weer terugbrengen naar de landbouw.” Dat kan via de rioolzuiveringsinstallaties, maar dat gebeurt tot nu toe alleen experimenteel. Bovendien: als je nieuwe meststoffen wilt maken uit rioolslib, moet je ook de Meststoffenwet aanpassen. De eerste stappen om het bij de politiek op de agenda te krijgen, zijn nu gezet. “Ik denk dat over dertig jaar alle fosfaat gerecycled wordt.”

Hij waarschuwt: “Duurzamer betekent dat de opbrengst daalt en de voedselprijs stijgt. Biologisch is nog weer wat anders. Ik vind dat de gangbare landbouw net zo duurzaam kan zijn als biologische landbouw. Als wij de wereldbevolking in 2050 willen kunnen voeden, dan moeten we de oplossing niet in biologische landbouw zoeken.”

Bernadet Timmer

vrijdag 26 april 2013

Licht in de duisternis

 

Enschede, Eindhoven en Terschelling gingen ons al voor. In april was Almere gastheer van ruim veertig studenten die deelnamen aan de Lightchallenge, een ontwerpwedstrijd voor innovatieve en duurzame straatverlichting. Zij kregen een masterclass Politiek en Openbare Ruimte. Het thema ‘Techniek, politiek en architectuur’ ging erin als koek. Licht als maatschappelijk bindmiddel.

Gemeenten die meedoen aan de Lightchallenge krijgen een studententeam voor een straat toegewezen. In Almere maakt het team van de Hogeschool van Amsterdam een ontwerp voor de Agavestraat, 'vanwege de oprechte interesse en motivatie van de actieve buurtbewoners'. Op 3 juli is de finale.
Burgemeester Jorritsma opent de masterclass in de Burgerzaal: “Het is goed voor studenten om te zien wat er in de echte wereld gebeurt, en voor bedrijven is het belangrijk studenten de kans te geven om processen en producten te verbeteren”.

Almere groeit snel, maar de markt bepaalt of en hoeveel huizen we bouwen. Kwaliteit en omgeving zijn minstens zo belangrijk als kwantiteit. Daarom zijn duurzaamheid en burgerparticipatie uitgewerkt in de Almere Principles. Een ervan is ‘koester diversiteit’; dat is noodzakelijk met een bevolking waarvan slechts 9% ouder is dan 65. De meeste Almeerders zijn jonger dan gemiddeld in Nederland en zijn verspreid over 164 etnische groepen.
“Al die mensen moeten zich vertegenwoordigd voelen door de politiek. We willen mensen uitdagen de stad op die manier te ontwikkelen. Omdat we zoveel culturen hebben, zien mensen hun omgeving op een totaal andere manier. We zoeken de balans tussen veiligheid en vrijheid. Dat betekent veel voor de ontwikkeling van de stad. Ook en misschien wel juist voor een jonge stad als Almere. We moeten actieve verbanden zoeken met de lokale gemeenschap, die moet zijn eigen verantwoordelijkheid daarin nemen.”

Marbles
Licht kan daarbij helpen. Neem het kunstwerk Marbles in Almere Buiten. Dat kwam tot stand na een wedstrijd van de woningbouwvereniging. De opdracht was ‘ontwerp een plaats waar je elkaar kunt ontmoeten in de 21ste eeuw, om mensen zich beter te laten voelen’. Veel ouderen vonden het eerst niets; toch werden steeds meer mensen aangetrokken tot het licht. Nu is het een natuurlijke ontmoetingsplek in de wijk.

Jorritsma: “We willen anticiperen op verandering, maar hoe kun je keuzes maken zonder die keuzes voor toekomstige generaties weg te nemen? Openbare verlichting heeft een levensduur van dertig jaar. Maar dan zijn we waarschijnlijk al drie generaties lichtinnovatie verder. We moeten dus blijven innoveren. Dat hoeven we als overheid niet alleen te doen, mede dankzij initiatieven als de Lightchallenge.”

De zoektocht naar andere, gezonde systemen gaat dus door. Het materiaal en het licht mogen zo min mogelijk impact hebben op het milieu: zowel op het energiegebruik als in onderhoud en afval. “We willen dat mensen zich meer verbonden voelen met de natuur, ook al wonen ze in de stad. Maar we zijn nog niet zo goed in het koppelen en integreren van openbare verlichting in de omgeving. Het licht past lang niet altijd bij de omstandigheden. Ook duisternis hoort bij de natuur, dus kijken we heel goed waar licht past en waar niet. Kan het licht ook uit of minder als de omgeving dat vraagt? Als jullie idee ons net zoveel geld scheelt als het ons kost aan investeringen; don’t wait, just do it!”

Moonlight
Jeroen Verschelling ontwikkelde met een collega schone verlichting in Cambodja. Zijn project ‘The Moonlight’ viel in de prijzen. “Stadsplanning werkt heel anders in Cambodja. Ruim de helft van de Cambodjanen heeft geen elektriciteit. ’s Nachts is het pikkedonker; er is geen straatverlichting.” Ze begonnen met een klein zonne-energiebedrijfje in 2006 om licht te genereren voor de bevolking. Het probleem met Westerse zonne-energiesystemen in Cambodja was dat het duur is, snel kapot gaat en niet te repareren is. Daarom wilden ze lokale producten ontwikkelen, die ze ter plaatse konden maken en repareren. Traditioneel gebruiken Cambodjanen zelfgemaakte kerosinelampen van blikjes, maar kerosine is duur en brandgevaarlijk en de lichtopbrengst is laag.

In 2008 kwamen vier studenten van de universiteit van Delft naar Cambodja om ze te helpen een bruikbaar lichtsysteem te ontwerpen. Zij registreerden de dagelijkse activiteiten van de inwoners om uit te vinden waar, hoeveel en welk licht er nodig was. Daarna ontwierpen ze de verlichting. De lampen moesten opgehangen en liefst ook gedragen kunnen worden, zodat de mensen hun handen vrij hadden. Ze houden de lamp ’s nachts aan uit veiligheidsoverwegingen en om boze geesten weg te houden, maar gaan er ook mee naar buiten omdat ze daar hun behoefte moeten doen. In Nederland werd het prototype vervolmaakt. Dat duurde een jaar, met een klein budget. De studenten wonnen er internationale prijzen mee, en stootten zelfs Philips van de eerste plek op de Dutch Design Week.

De lamp werkt op zonne-energie en heeft circa 4,5 uur nodig om op te laden in de Cambodjaanse zon. In het regenseizoen kunnen ze bovendien de ‘low setting’ gebruiken, die gebruikt nog minder energie. Hij brandt 4,5 uur op de high setting en meer dan twintig uur op de low setting. Er zitten eenvoudige batterijen in, die maar eens in de twee jaar vervangen hoeven te worden. Ze kosten 15 dollar in de losse verkoop. “Dit maakt echt een wereld van verschil voor de Cambodjanen. Mensen kunnen nu een beetje sparen en leven gezonder zonder rook, roet en brandgevaar van de kerosine. Ze kunnen nu ook langer opblijven en lezen en werken als ze willen. Je kunt daar zien waar we in Nederland naartoe gaan: zelfvoorzienende verlichting, omdat we nu tegen de grenzen van ons lichtnet en energiesysteem aanlopen. Je zou kunnen zeggen dat ze in Cambodja het netwerk hebben overgeslagen.”

Meet het
Jeroen Zuidgeest van MVRDV architecten sluit de masterclass af. Hij werkt mee aan diverse internationale projecten, waaronder Growing Green City Almere voor de Floriade 2022. “Er is een kloof tussen ons consumptiegedrag en de hoeveelheid energie en voedsel die we produceren. Als we ons gedragen als Amerikanen, hebben we 4,4 aardes nodig. Daar moeten we een antwoord op vinden.” Als je inzoomt op het Westen, zie je veel plekken fel oplichten. “Ontwikkelaars willen graag snel geld verdienen, maar wij willen bewustzijn creëren. We willen fundamenteel bijdragen aan het verkleinen van de kloof door het testen van nieuwe oplossingen in de praktijk.”

Vooroordelen over duurzame oplossingen zijn er genoeg; het is saai, lelijk en eenvormig. Het is dus belangrijk hoe je duurzaamheid definieert. Hij laat razendsnel beelden zien van uitgewerkte architectuur en concepten als ‘Sensorcity’ waarbij je interactie hebt met de stad via mobiel of iPad, of via nanosensors die reageren op beweging. Of nog een stap verder: bedenk een nieuwe definitie van daglicht en energie: iedereen zijn eigen zonnetje!
 “Almere wil graag de duurzaamste stad van Nederland zijn, maar meet het dan ook: bewijs het en wees hyperpragmatisch in de uitvoering. Wil je weten hoe je natuur en stadsplanning combineert, zodat je bijvoorbeeld de biodiversiteit kunt verhogen? Breng gedrag, energieverbruik en innovaties samen. Vraag je af wat je kunt leren van onderzoeken van anderen en wat je kunt met je eigen meetgegevens? Wij dragen bij door het laten zien van voorbeelden van oplossingen. Dat verandert de noodzaak in actie.”


Bernadet Timmer